De koper- en steengravure werden omstreeks 1930 vervangen door het werken op doorzichtige tekeningdragers. De fotografie en de chemigrafie deden toen vooral hun intrede in de kaartvervaardiging. De eerste teke ningdragers van de nieuwe soort, ethulon en celion, leverden nog zeer matige resultaten, doch toen het kodatrace op de markt kwam, was in feite de overgang naar een nieuwe werkmethode een feit. Latere soorten tekeningdragers zoals astrafoil en astralon maakten alleen nog een verdere perfectie van de nieuwe methode mogelijk. De graveurs moesten zich met de nieuwe materialen geheel vertrouwd maken, want men ging over van graveren in koper of steen naar tekenen (met pen en inkt) op de nieuwe materialen. Dat dit niet zonder moeilijk heden gepaard ging, is ons niet vreemd nu we in de jaren na de tweede wereldoorlog weer een omwenteling op tekengebied zich hebben zien voltrekken en er weer vele moeilijkheden moesten worden overwonnen. Een gebrek aan geoefende vakmensen en in mindere mate het zoeken naar de goede inkten die men op de doorzichtige tekeningdragers moest gebruiken, hebben tot gevolg gehad, dat men een nieuwe weg ging zoeken voor het vervaardigen van de kaarttekeningen en die nieuwe weg leidde naar de gravure. In de moderne kartografie spelen de doorzichtige tekeningdragers nog een grote rol. Men voorzag deze en nieuwere basismaterialen (polyes ters) evenals glas, van een zeer dunne graveerlaag waarin met stalen graveernaalden of met saffieren, lijnen van grote homogeniteit werden aangebracht. 185 Of deze chef-graveur, een bekwaam vakman van de oude garde, zijn autoriteit wilde tonen of dat de felle zon hem hinderde, is niet bekend, maar dat hij de pet steeds droeg, is zeker.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1960 | | pagina 186