J
li
ankerketting en anker waarmede het geheel aan de bodem is verbonden.
Een opnemingsvaartuig overzee is ingericht om de onderdelen voor 10
tot 12 van deze drijfbakens mede te nemen.
Waar mogelijk zullen de dichtst bij de wal liggende drijfbakens worden
vastgelegd door driehoeksmeting op punten aan de wal, maar naarmate
men zich verder van de kust verwijdert zullen de volgende drijfbakens
komen vast te liggen op reeds eerder gelegde drijfbakens. Gaat men nog
ver<
'i.êl!
TIM
boord is uitgeput en men dus moet overgaan tot het lichten van de
dichtst bij de wal liggende drijfbakens, teneinde deze opnieuw te leggen
veel verder naar buiten. Dit betekent dus dat het lodingwerk dat van
deze dichtst bij de wal liggende drijfbakens gebruik moest maken, gereed
moet zijn! Dit houdt tevens in, dat naarmate een drijfbaken-triangulatie
zich verder naar buiten beweegt, het drijfbakenveld steeds verder van de
kust komt te liggen.
Bij dit alles moet in gedachten worden gehouden, dat de ankerketting
van een drijfbaken altijd langer dient te zijn dan de waterdiepte ter
plaatse, aangezien anders het anker niet zou houden. Dit betekent dus
tevens dat dit soort bakens een vrij grote mate van bewegelijkheid heeft.
Bovendien is men nooit zeker dat de stroom niet zo sterk is, dat een of
meer drijfbakens hun ankers over enige afstand meetrekken. Dit alles
impliceert dat voortdurende controle nodig is op de onderlinge posities
van de uitliggende drijfbakens.
De hydrografische opnemer moet voor dit doel in staat zijn om een astro
nomisch azimuth en een astronomische plaats op zee te bepalen. Dit
kan uiteraard alleen maar met sextanten geschieden. Hiervoor worden
niet de slechts op 1 minuut nauwkeurig af te lezen lodingssextanten ge
bruikt, maar de veel nauwkeuriger meetsextanten. Het astronomisch be
palen van de geografische coördinaten is iets dat de zeeman niet onbe
kend is, hoewel natuurlijk bij de hydrografische toepassing een grotere
nauwkeurigheid in acht wordt genomen. Het bepalen van een astrono
misch azimuth is iets dat alleen bij de hydrografische opneming geschiedt
en vereist veel oefening. Het staan op een bewegend drijfbaken en het
met een sextant meten van de hoek waaronder een hemellicht wordt ge
zien met een verderop gelegen drijfbaken en het daarbij nauwkeurig
doen registreren van de tijd van waarneming, is niemand zonder meer
gegeven.
198