Het ondergrondse hoofdpolygoonnet bevat zeer veel 55losse poten", vaak meerdere kilometers lang. Daar men er natuurlijk naar streeft zo weinig mogelijk steenkool langs de concessiegrenzen onontgonnen te laten, zeker niet meer dan één meter buiten de voorgeschreven veiligheidsmuur die op vele plaatsen nog slechts vijf meter bedraagt, moet men zowel aan de azimuthbepaling ondergronds (oriëntering) en volgende hoekmeting als aan de lengtemeting de uiterste zorg besteden. Bij de lengtemetingen ten behoeve van het vaststellen van de bewegingen ten gevolge van mijnont- ginningen zijn nog hogere nauwkeurigheden vereist. Men streeft hierbij naar een nauwkeurigheid van 2 a 4 mm per 100 m. De lengtemeting voor het vastleggen van de hoogte ten opzichte van N.A.P. van de hoogtepunten op de verschillende verdiepingen en het controleren van de verticale bewegingen van de schachtbekleding (schachtwaterpassingen) zijn tot zo'n hoge perfectie opgevoerd, dat de door de fabrieken opgegeven materiaalconstanten niet zonder meer gebruikt kunnen worden. Hier wordt gestreefd naar een nauwkeurigheid in de hoogtebepaling van 1 mm per 100 m. Voor schachtwaterpassingen zijn zeer lange meetbanden, tot duizend meter lang, in gebruik die men verticaal in de schacht hangt. Bij horizontale lengtemeting hoeft men de elasticiteitsmodulus van het gebruikte staal niet te kennen, noch de doorsnede van de band of het gewicht. Men kan er immers voor zorgen dat de spanning in de band gedurende de meting gelijk is aan de spanning gedurende de ijking. Bij een verticaal hangende band is dit niet mogelijk. Men moet dan de cor rectie voor verlenging door eigengewicht aanbrengen volgens j/ _L(/*o_ i/2*o2) io» q h Hierin is: Al de verlenging door eigengewicht in mm; p het gewicht van de band per meter in kg; q de doorsnede van de band in cm2; E de elasticiteitsmodulus in kg/cm2; l de totale vrijhangende lengte van de band in m; x0 het stuk van de band in m, waarvoor de verlenging wordt berekend Bij een totale vrijhangende bandlengte van 500 m bedraagt de correctie P bij 500 m al meer dan 50 mm. De factor -moet dus op enkele pro centen nauwkeurig bekend zijn. 205

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1960 | | pagina 206