Ook wat de temperatuurcorrectie en de ijking betreft, moeten de hoogste
eisen worden gesteld. Globaal verlengt een meetband 1 mm per 100
meter per graad Celsius. Als we weer de diepte van 500 meter als voor
beeld nemen bij een afwijking van 10° Celsius van de ijktemperatuur,
dan bedraagt ook deze correctie globaal 50 mm. Dus ook hier is een
nauwkeurigheid van enkele procenten vereist. Voor de ijking beschikken
de Staatsmijnen sinds enige jaren over een ijkbaan die het mogelijk
maakt de lengte van de ene band op de andere te ijken met een nauw
keurigheid van 0,1 mm per 100 m. Deze ijkbaan ligt in de mergelgrotten
nabij Valkenburg, waar tot nu toe nog geen bewegingen en temperatuur
schommelingen groter dan resp. 0,1 mm en 0,1 °C zijn waargenomen.
De thans in voorbereiding zijnde verdiepingen liggen allemaal tussen
800 en 1000 m diep; de gestelde eisen zijn dus allerminst te hoog.
Het is duidelijk dat een schachtmeetband een wezenlijk ander instru
ment is dan een meetband voor horizontale lengtemeting en dus mag
worden gerekend tot die categorie instrumenten welke alleen door de
mijnmeters worden gebruikt.
Duidelijker spreekt dit bij de instrumenten voor de oriëntering van het
ondergrondse meetnet. Uiteraard is de oriëntering van de uitgangslijnen
voor de reeds eerder genoemde „losse poten" van nog groter belang dan
de lengtemeting van deze open polygonen. Bij oriënteringen wordt dan
ook steeds gestreefd naar maximale nauwkeurigheid. Deze metingen
lopen steeds via de schachten, dit zijn immers de enige wegen die de
ondergrondse werken met het maaiveld verbinden. Maar juist omdat de
schachten de enige verbindingswegen zijn, is het van belang instrumen
ten en meetschema's te ontwikkelen die het schachtvervoer zo min moge
lijk belemmeren. Geregeld worden ook de verdiepingen onderling ge
oriënteerd. Dit gebeurt dan in tussenschachten die een verticale ver
binding vormen tussen twee of meer verdiepingen.
De tot nu toe meest toegepaste oriënteringsmeting is met behulp van
inrekening. In twee schachten hangt men een schietlood van het maai
veld tot de te oriënteren verdieping. Van deze loden bepaalt men boven
gronds de coördinaten. Ondergronds meet men tussen deze schietloden
een polygoon die dan wordt ingerekend. De schietloden zijn honderden
meters lange slingers die, als men toestemming heeft gekregen om de
hoofdventilator te stoppen, door de resterende natuurlijke trek en val
lende waterdruppels in de schacht, vrij onregelmatig slingeren.
206