Ox is een om een horizontale en
verticale as draaibaar verticaal
enkelspleetdiafragma, 02 eenzelf
de dubbelspleetdiafragma. Beide
diafragma's zijn geplaatst op door
boorde, enkele sleden. Onder Ox
en O 2 bevestigt men puntvormige
lichtbronnen die om dezelfde ver
ticale assen als Ox en 02 draaibaar
zijn. Deze lichtbronnen zenden, als
01 en 02 om de horizontale assen
zijn neergeklapt, licht uit naar de
zoneplaat Z. Met behulp van de
slede kan men de lichtbronnen
samen met het bijbehorende dia
fragma loodrecht op het vlak van
tekening verplaatsen. Bij de boven
ste verdieping brengt men op ge
lijke hoogte Bi en B2 aan, nadat midden tussen OjOa en B^ de zoneplaat Z
in de schacht is bevestigd. Bx en B2 worden zodanig aangebracht dat ze
ongeveer gelegen zijn op resp. OjZ en 02Z. De spleetdiafragma's Bx (enkel)
en B2 (dubbel) zijn eveneens beide draaibaar om een horizontale en een
verticale as en geplaatst op doorboorde kruissleden (fig. 5). In de gaten
van de kruissleden zijn loepen gevat waarop instelmerken zijn geëtst.
De loepen dienen om het interferentiepatroon waar te nemen. De instel
merken zijn om dezelfde verticale assen draaibaar als Bx en B2 en kunnen
met behulp van de kruisslede samen met het bijbehorende diafragma
evenwijdig aan en loodrecht op het vlak van tekening verplaatst worden.
De meting verloopt nu als volgt: Ox en 02 worden neergeklapt, de licht
bronnen Lx en L2 werpen licht op de zoneplaat Zklapt men nu Bx en B2
ook neer, dan zal men met de loepen een ringvormig interferentiepatroon
waarnemen. Met de bij de kruissleden behorende micrometerschroeven
stelt men de instelmerken op de interferentiepatronen in en leest de
micrometerschroeven af. Vervolgens draait men de instelmerken en de
lichtbronnen 180° om hun verticale as en herhaalt de instelling en af
lezing. Door de micrometer boven op de gemiddelde aflezing in te stellen
verkrijgt men twee evenwijdige lijnen: een boven en een onder en wel de
209
Fig. 5 Dubbelspleetdiafragma, in neer
geklapte toestand, op kruisslede (B2)