anweiser van het bovenomschreven type een azimuthbepaling met een
nauwkeurigheid van 10" a 20" ondergronds plaatsvinden. Men heeft door
steeds verdergaande verfijning het vermogen dat voor de Meridianweiser
nodig is, zo gering weten te maken dat de draaistroom geleverd kan
worden door een met transistoren uitgeruste generator die gevoed wordt
door accu's. Dit is vooral te danken aan de nagenoeg torsie-vrije op
hanging door middel van een snoer. Dit snoer loopt door de holle pijp
waaraan het spiegeltje is bevestigd. Vroeger gebeurde dit elektromag
netisch. De ophanging met behulp van het snoer is slechts dan voldoende
torsie-vrij als het instrument op een bepaalde wijze wordt opgesteld; dit
moet gebeuren op 10° nauwkeurig en levert in de praktijk nooit bezwaren
op. De Meridianweiser is ook voor landmeetkundige doeleinden reeds
met succes toegepast. Een nadeel is uiteraard dat een gyrokompas in de
buurt van de polen niet bruikbaar is.
Op een geheel ander principe berust de methode die geheel door de af
deling Mijnmeten van de Westfalische Berggewerkschaftskasse is ont
wikkeld. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de trillingsrichting van ge
polariseerd licht. In principe is het mogelijk met behulp van de polari
satie-methode oriënteringen uit te voeren. Onderzoekingen in Bochum
hebben aangetoond dat men onder zeer gunstige omstandigheden wat
betreft de lichtbron, de golflengte van het licht, de polarisator en de
analysator en de vergroting van de gebruikte kijker, op een diepte van
duizend meter een middelbare fout in het gemiddelde van 1kan halen.
Voor de meeste mijnen is dit niet voldoende nauwkeurig. Het is dan ook
verklaarbaar dat men in Bochum deze methode voor andere doeleinden
ging gebruiken en wel voor opmeting van punten in de schachtwand,
om verplaatsingen in horizontale richting, die ten gevolge van ontgin
ning mogelijk ontstaan, te kunnen opmeten. Het hieronder besproken
instrument is dan ook met dit doel geconstrueerd. Men streefde naar een
nauwkeurigheid in de aangemeten punten van 1 a 2 cm.
Men bevestigt enige meters boven de schachtmond aan het maaiveld een
lichtbron waaronder een kunststof-foliopolarisator is aangebracht. Ter
hoogte van het maaiveld stelt men het instrument op (fig. 9)Dit bestaat
uit een vast onderstuk en een draaibaar bovenstuk. Het onderstuk is de
drager van de horizontale randverdeling. Met behulp van een projectie
lampje en een prisma wordt de randverdeling geprojecteerd op een mat
glazen schijfje van het bovenstuk. Een kijker met verticale vizierlijn en
214