„SNELLIUS"
IN DE AFGELOPEN VIJFJAREN
v_>/nlangs richtte de redactie het ver
zoek tot mij enige regels te schrijven over de gedragingen en ontwikkeling
van „Snellius" in de laatste vijfjaren. Maar wat is het moeilijk eerlijk
commentaar te geven op de levensuitingen van een twintigjarige! Heb
ben niet talloze auteurs boekdelen geschreven over de problemen, waar
mee personen uit deze leeftijdscategorie te kampen hebben? Het ligt niet
in mijn bedoeling aan deze reeks nog een artikel toe te voegen. Ik voel
mij daartoe in de eerste plaats niet competent en ten tweede zou dit in
het kader van dit lustrumboek bepaald niet op zijn plaats zijn.
Laat ik mij daarom meer speciaal bezighouden met de uitingen van
„Snellius". Daartoe wil ik uitgaan van het tweede artikel van de Statu
ten van het Gezelschap:
„Het Landmeetkundig Gezelschap „Snellius" stelt zich ten doel
de uitbreiding der kennis zijner leden en de behartiging der studie-
belangen van de ingeschrevenen voor de studie van Geodetisch
Ingenieur aan de Technische Hoogeschool".
Om aan deze doelstelling te voldoen hebben de respectievelijke besturen
ook in de laatste vijfjaren talrijke lezingen en excursies georganiseerd.
In de eerste plaats komen nu de buitenlandse excursies in mijn herinne
ring: die naar Parijs in februari 1957 en naar Wenen in februari 1959.
Veel van mijn lezers zullen ontsteld zijn over het feit dat „Snellius" in
deze vijfjaren slechts in staat was twee buitenlandse excursies te organi
seren. Ik kan U echter gerust stellen. De onderafdeling der geodesie,
welke min of meer de ouderlijke macht uitoefende over de toenmaals
vijftienjarige, achtte het een te grote krachtsinspanning elk jaar een bui
tenlandse excursie te houden. Hoe steekhoudend de redenen van de
ouders ook geweest mogen zijn, ik herinner mij goed hoe moeilijk het
was voor de vijftienjarige deze vrijheidsbeperking te accepteren. Het
bruisende Gezelschap wilde meer, zeker niet minder. Daarentegen zegt
234