het werk van Van der Plaats ontleend. Snellius zelf gebruikt in tal van afzonderlijke figuurtjes zeer onoverzichtelijke notaties [29]. De oorspronkelijke bases, gemeten in 1615 en 1616, waren de zijden tc en iglang resp. 87,05 roeden (327,8 m) en 348,1 roeden (1310,9 m), geme ten langs de grond met een „landmetersketting". Door hoekmeting, eerst in t en c naar a en e en daarna in a en e naar L(eiden, stadhuis) en Z(oeterwoude), werd uit tc de afstand Leiden-Zoeterwoude berekend (1092,33 roeden 4113,7 m) [30]. Op overeenkomstige wijze volgde uit de hoekmetingen in de basiseindpunten i en g de afstand Wasse naar)-V (oorschoten) (1174,42 roeden 4422,8 m) [31]. De hoekmeting geschiedde met een kwadrant (straal 21/5 voet 0,69 m) of een halve cirkel (straal 13/4 voet 0,55 m). Op deze instrumenten die nog niet van optiek waren voorzien - op alle richtpunten moest dus met het blote oog worden ingesteld - konden minuten worden afgelezen. Ze waren vervaardigd door de beste instrumentmaker die Snellius zich kon wensen en die terecht in Europa vermaard wasWillem Janszn. Blaeu (1571-1638), tevens beroemd om zijn atlassen en globes. Uit de zijden LZ en WV en de hoeken die in L, Z en H waren gemeten, kon tenslotte de lengte LH, een zijde van het primaire driehoeksnet, op 2 manieren worden berekend. Het resultaat 4103,36 roeden en 4103,21 roeden [32] met een gemiddelde 4103,3 roeden (15453 meter) is zeer fraai. In werkelijkheid is de afstand 15498,2 m. Wij, in onze tijd, kunnen ons de moeilijkheden nauwelijks voorstellen waarmee Snellius te kampen zal hebben gehad: de bezwaren van het opstellen van zijn onhandig grote instrumenten op de torens, de invloed van de wind op de waarnemingen en de vaak zeer grote afstanden waar over met het blote oog moest worden gericht. Het lijkt ons wel haast on mogelijk dat hij op deze wijze de hoeken van de uitzonderlijk grote driehoek Leiden-Utrecht-Dordrecht heeft kunnen meten (de zijde Utrecht-Dordrecht is ca 44 km) en - zoals straks bij de beschouwing van zijn primaire driehoeksnet zal blijken - nog met zo'n goed resultaat. Ook de berekening moet een enorm werk zijn geweest. Wij, met onze rekenmachines, zijn geneigd dat werk te onderschatten. Men realisere zich echter eens dat Snellius het heeft moeten uitvoeren zelfs zonder het gebruik van logaritmen. De „ontdekking" van de logaritmen door John Napier in 1614 heeft zeker niet onmiddellijk tot een algemeen gebruik ervan geleid. 22

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1960 | | pagina 23