Daar heb ik nooit spijt van gehad en er is menig jaartje bijgekomen. Zo begon mijn eerste kamp in 1949 in Epen (Limburg). Wij waren daar gehuisvest op een boerenerf met een knaap van een waakhond, waar je vooral in het begin, toen alles nog zo vreemd was voor hem, wel wat voorzichtig voor moest zijn, want hij stond voor niets. Maar zijn twee bazinnen vergoedden veel: Roosje en Tsjita werden knap verwend door de studenten. De slaapplaats voor de studenten was op een hooizolder boven het varkenshok, dus aan een bepaalde airconditioning ontbrak het niet. De slaapplaats van de heer Wensveen en ondergetekende is wel vijf keer veranderd in die tijd. Wij begonnen in de alom bekende Peugeot, maar door lekkages moesten we daaruit. We eindigden op de hooiberg en dat lag vanzelfsprekend best, maar daar hadden we nogal veel in woning, want de kippen zochten dit warme zachte plaatsje uit om eieren te leggen. Wij moesten 's morgens dus erg voorzichtig zijn met opstaan. Maar ondanks dat is het één van de gezelligste kampen geworden. Wij hebben toen ook nog een kersenfeest meegemaakt in Mechelen. Dat was een echt Limburgs feest, dus goed. Daar was een conferencier, die natuur lijk alles in sappig Limburgs vertelde, wat dus heel moeilijk voor de meesten onder ons te verstaan was. Maar nu hoorden wij bij een liedje dat hij zong in het refrein het woord Ata (geen reclame hoor!). Dus wij blij dat we iets hoorden dat bekend in onze oren klonk, en zodra dan het refrein begon, zongen wij allemaal mee van Ata, Ata: een herrie van je welste. De mensen begrepen er niets van maar vonden het blijkbaar wel grappig want op het laatst begonnen ze allemaal mee te zingen. Maar wij konden ons best aanpassen wat het verdere feest aangaat, dat is wel te begrijpen. Daarna volgden een paar kampen op Terschelling, waar de accomodatie al beter werd, want toen waren de eerste tenten gekocht. Ieder kamp af zonderlijk te beschrijven is natuurlijk ondoenlijk, maar een paar speciale voorvallen wil ik dan weergeven. Van één van die Terschellinger kampen herinner ik mij nog dat we daar een proces hebben gehad. Wat was nl. het geval: een van de studenten had bloed gevonden op zijn hoofdkussen en vond dit dermate smerig dat hij het aanhangig maakte bij de kamp commissie. Deze commissie stond er om bekend dat ze geen halve maat regelen nam en de dader moest dus opgespoord worden. Er waren al enkele feiten tegen een paar verdachten met de mooie namen: Piet de Peur en Rooie Arie. De samenstelling van de rechtbank was gauw voor 261

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1960 | | pagina 262