van het werk wonende bergboer, die dan als gids én meetarbeider (goed
betaald!) zal fungeren.
Dikwijls moetje uren lopen en klimmen met een zware rugzak. Dit ver
eist een goede lichamelijke en mentale conditie. Je komt op plaatsen
waar de toerist niet komt en je geniet ontzaglijk veel van de prachtige
ongerepte natuur, waaraan dit land zo rijk is. Soms heb je een helikopter
tot je beschikking, een andere keer niet en moetje overnachten in een
eenzame berghut.
Voor wat het werk betreft is het artikel van Ir. J. E. Alberda: „Landme
ten in Noorwegen", dat u in het vorige lustrumboek kunt vinden, instruc
tief. Het is voornamelijk ,,rimboe"-landmeten. Een kenmerk van de
laatste jaren is, dat ook de kleine kantoren al aan luchtkaartering gaan
doen. Voor de fotogrammeter wordt het werk bij zo'n bureau daardoor
meer en meer aantrekkelijk.
Tot slot iets over de Noor zelf. Hij is een bijzonder mens. Langzamer
hand zult u zijn goede maar ook zijn minder goede kanten gaan onder
scheiden. Hij heeft een hekel aan „formulieren invullen", lust „koffie-
dokter" (koffie+spiritus), houdt van de natuur en de vrijheid, vist en
praat over vissen, is gastvrij, sportief (skisport!) en soms erg slordig. U
zult hem tenslotte leren waarderen.
Dit alles, het land, zijn bewoners en het werk datje te doen krijgt, garan
deren een prachtige praktijktijd, waarin je veel kunt leren, variërend
van een driehoeksnet plannen en een buitenboordmotor repareren tot
aardappelen koken.
Tot ziens in Noorwegen!
267