Het gevonden bedrag 4120,8 roeden komt met de eerste berekening
prachtig overeen. Zekerheidshalve heb ik zelf met LN 2338,11
roeden (8805,3 m), het gemiddelde van de beide waarden die Van
Mussghenbroek voor de zijde Leiden-Noordwijk heeft gevonden, LH
eveneens berekend. Ik vind LH 4117,8 roeden (15507,6 m) een zeer
fraai resultaat dat nog dichter bij de juiste afstand 15498,2 m ligt dan de
waarde 15453 m die Snellius in de Eratosthenes Batavus" berekent.
Ik heb hier met opzet de resultaten van dit gedeelte van het werk van
Van Musschenbroek wat uitvoerig vermeld omdat ik gegronde redenen
heb aan te nemen dat hij naar een bepaald resultaat - de lengte van de
zijde Leiden-den Haag - heeft toegewerkt en zijn „waarnemingen"
aan dat resultaat heeft aangepast. De opvallend fraaie overeenkomst tus
sen de beide berekeningen van LN en het sluiten van de hoeken in de
driehoek HNL zouden nog aan een gelukkig en zeer uitzonderlijk toeval
kunnen worden toegeschreven als de toren van Noordwijk uit Snellius5
of Van Musschenbroeks tijd ongeveer 130 m ten zuidzuidoosten zou
hebben gestaan van de plaats waar hij zich nu bevindt. Dit nu is niet
waar. De tegenwoordige toren van Noordwijk dateert al uit het begin
van de 13de eeuw en in het werk van J. Kloos: „Noordwijk in den loop
der eeuwen55 (Noordwijk 1928) is geen enkele aanwijzing te vinden dat
zich op de boven aangegeven plaats ooit een andere toren zou hebben
bevonden. Een op het terrein ingesteld onderzoek bevestigt dit.
De waarden H 25°15', N 48°42' en L 106°03/verschijnen zo wel
in een bijzonder licht. Neemt men als zeker aan dat de tegenwoordige
toren richtpunt en standplaats is geweest bij Snellius5 metingen in 1622
dan hadden voor de hoeken van driehoek HNL opvolgend waarden ge
vonden moeten worden van ca 25°29'33", 48°19'53" en 106°10'34". Ze
wijken zó veel (tot 22') af van de bedragen die Van Musschenbroek
vermeldt, dat de enig mogelijke conclusie moet zijn dat het waarnemings
materiaal dat Van Musschenbroek ter beschikking stond op een wijze
is „geïnterpreteerd55 die ik niet voor mogelijk had gehouden.
Het zo fraai lijkende resultaat voor de zijde Leiden-Noordwijk - 2338,22
en 2338,00 roeden - blijkt ongeveer 2371 roeden te moeten zijn.
Ik hoop uit het handschrift uit de Brusselse bibliotheek te kunnen nagaan
welke waarden Snellius voor de hoeken heeft gemeten die de ligging van
Noordwijk in het basesnet bepalen. De resultaten van dat onderzoek
zal ik helaas in dit artikel echter niet meer kunnen publiceren.
25