We voelen ons zelfs alweer zó veilig dat we nog niets openrukken, maar met de handen in de zakken het sputterende jeepje afwachten. Daar stopt het al voor onze neus. Zenuwachtig glimlachend springt een jonge kerel, blijkens een emaille plaat lompenhandelaar van beroep, eruit, en deelt mede dat hij in opdracht van hotel Oepkes een diner komt aanbieden! Prachtig, prachtig. De goede man is een held! Met z'n ouwe karretje op versleten bandjes is hij er tegen de schemering op uitgetrokken, rich ting lichtkaap Noordvaarder. En doodleuk is-ie de talrijke sporen in die onmetelijke zandwoestijn gevolgd tot ze hem regelrecht het water instuurden. Ja, inderdaad, het is inmiddels vloed geworden, en dan kun je daar niet meer rijden hè. Welgemoed is hij toen maar op goed geluk de vlakte ingehobbeld, brood, kaas en eieren op z'n knie, nog warme champignonsoep en stamppot-zuurkool-met-worst op de vloer en een pracht van een chocoladepudding op de zitting naast zich. Slechts een maal is hij vast gelopen en heeft-ie moeten graven Hier staat-ie dan; de chocoladepudding ligt schitterend schuin in de schaal en verschillende eieren zijn nog heel gebleven: voorwaar, een fraaie prestatie! Driewerf BRAVO! Vijfentwintig gulden is daarvoor niet teveel gevraagd; alleen zijn we in middels zo goed voorzien, dat hij echt niet vaker hoeft te komen jammer. Maar komaan, hij moet maken dat-ie wegkomt, 't is al bijna donker. Als de heren zo goed willen zijn hem een tijdje in de gaten te houden?! Kómt-ie dan vast te zitten, dan mogen we komen graven! Nou dat zullen we! De man ontsteekt zijn achterlichten, vraagt naar de veiligste weg, en dan bobbelt het wagentje de woestijn weer in: twee rooie puntjes in de schemerige verlatenheid van de Noordvaarder 277

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1960 | | pagina 278