Het primaire driehoeksnet met LH als basis is aangegeven in figuur 2. Het heeft 14 hoekpunten. Op Rotterdam na zijn in al deze hoekpunten waarnemingen verricht [37]. Het net heeft 21 veelal gunstig gevormde driehoeken, in 10 ervan zijn alle hoeken gemeten. De verbindingslijnen van de hoekpunten van die driehoeken zijn in fig. 2 als volgetrokken lijnen aangegeven. De betekenis van de onderbroken lijnen in de figuur zal duidelijk zijn: in Zaltbommel b.v. is wel de hoek tussen Dordrecht en Utrecht gemeten, maar niet die tussen Breda en Oudewater. Ik heb reeds eerder opgemerkt dat het bewondering en verwondering afdwingt dat Snellius met primitieve hulpmiddelen (richtmiddelen zon der optiek) vaak zeer grote afstanden heeft kunnen overbruggen en zijn metingen in zo'n korte tijd (vermoedelijk alle in de zomer van 1615) heeft kunnen voltooien. Ik geloof dat dit in de tegenwoordige tijd met zijn door rook en smook bezwangerde atmosfeer niet meer mogelijk zou zijn. Natuurlijk heeft Snellius zich wel eens vergist in de identificatie van een richtpunt. Van der Plaats geeft daarvan op gezag van Van Musschenbroek een voorbeeld [38]. Volgens dit voorbeeld zou Snellius vanuit Utrecht niet op de toren van het stadhuis te Leiden hebben ge richt maar op een andere die 20' zuidelijker lag en vanuit Dordrecht op een toren die 16' westelijker is gelegen. Van Musschenbroek en met hem Van der Plaats vergist zich hier echter. De hoeken in Leiden, Utrecht en Dordrecht door Snellius volgens zijn Eratosthenes Batavus" ge meten zijn [39] respect. 63°26', 54°08' en 62°28'. Uit de coördinaten van de standplaatsen in het stelsel der Rijksdriehoeksmeting [40] bereken ik opvolgend 63°24'38", 54°04'09" en 62°31'17" (het sferisch exces van de driehoek is circa 4"). Deze waarden komen redelijk overeen met die van Snellius. Ze wijzen in geen geval op fouten door deze in de identificatie van de torens gemaakt. Wel is er sprake van zulke identificatiefouten in de driehoek Alkmaar (St. Laurenskerk)-Amsterdam (Oude kerk)-Haarlem (St. Bavo) die evenwel niet door Van Musschenbroek en Van der Plaats worden gesignaleerd. Volgens Eratosthenes Batavus" [41] zou den de hoeken in Alkmaar, Amsterdam en Haarlem opvolgend zijn 34°22/, 67°45' en 77°55' (sluitfout in de driehoek toevalligerwijs slechts 2'). In werkelijkheid zijn ze echter 34°34'42", 67°35'08" en 77°50'12" (sferisch exces ca 2Weliswaar heeft Snellius bij de nieuwe meting van een groot aantal hoeken van zijn primaire net in 1620 de waarneming 67°45' in Amsterdam verbeterd in 67°36' [42], een bedrag dat aanmer- 26

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1960 | | pagina 27