LENGTE- EN BASISMETING
The most fundamental physical science
is that of the relations between lengths. We shall call it mensuration."
Aldus Jeffreys aan het begin van een hoofdstuk over „mensuration" [1],
Hij wijst er vervolgens op dat men „mensuration" vooral niet moet ver
warren met „geometry". De „geometry", de meetkunde, is een zaak van
de mathematici. Bij de „mensuration", de meting, hebben wij te maken
met het experiment, de waarneming, en daarnaar gaat, aldus Jeffreys,
in de eerste plaats zijn belangstelling uit.
„Wat heeft u gemeten?" Zo luidt ook al spoedig de vraag indien geo
deten elkaar leren kennen. Zelfs de vaktheoretici informeren er vrijwel
dadelijk naar als jongere collega's met hen van gedachten willen wisselen.
Het experiment, het meten, staat ook bij hen steeds in het middelpunt
van de belangstelling. Het lijkt me daarom ook een goede gedachte dat
de lustrumboekcommissie bij het samenstellen van de inhoud van dit
gedenkboek, zoveel aandacht aan het meten heeft willen schenken. Want
juist het experiment, het waarnemen, het meten, geeft dikwijls een zo ge
heel andere en nieuwe kijk op de theorie. In de theorie gaat men uit van
onderstellingen en komt men door logische redenering tot bepaalde
resultaten. Maar deze resultaten zijn, van het standpunt van het experi
ment bekeken, soms geheel onbruikbaar.
Om een eenvoudig voorbeeld te noemen: in de meetkunde is een drie
hoek bepaald als de basis en de twee aanliggende hoeken bekend zijn.
Maar een landmeter zal deze stelling nooit toepassen als hij de oppervlak
te moet berekenen van een stuk land, dat de vorm heeft van een driehoek,
waarbij elk der basishoeken slechts weinig kleiner is dan een rechte hoek.
De meest voorkomende metingen van de geodeet zijn nog steeds de rich-
tings- en afstandsmetingen in horizontale en verticale zin. Wel verzamelt
hij gedurende de laatste decennia in steeds toenemende mate ook op
46
DOOR PROF. IR. G. J. BRUINS
HOOGLERAAR AAN DE TECHNISCHE HOGESCHOOL TE DELFT