nering rekening houden met de opeenstapeling van fouten in de rich
tingsmetingen, zodat deze met een relatieve nauwkeurigheid die één
orde hoger ligt, moeten geschieden.
De rubriek d van 1 op 10e
Deze relatieve nauwkeurigheid van lengtemeting vindt toepassing bij het
zgn. primaire werk. Zodra men een hoofddriehoeksnet meet en daarna
de lengte van een driehoekszijde moet worden bepaald, geschiedt dit
door het meten van een basis van enkele kilometers lengte. Deze lengte
brengt men vervolgens met een stelsel hulpdriehoeken, waarvan de hoe
ken zorgvuldig worden gemeten (het zgn. basisnet), over naar de zijde
van het hoofddriehoeksnet.
Men meet een dergelijke basis met invardraden die men vóór en na de
meting nauwkeurig ijkt. Op deze ijkmetingen komen we nog terug in de
volgende rubriek. Invar is een legering van nikkel (36%) en staal (64%)
met een zeer geringe uitzettingscoëfficiënt. Daardoor is men in staat de
temperatuurscorrectie voldoende nauwkeurig te bepalen. De meting
geschiedt over vaste (meestal bronzen) merken, die zijn bevestigd in
houten palen, op onderlinge afstanden van 24 m in de bodem ingeheid.
Men leest af op schaaltjes aan het begin en het einde van de band. Deze
schaaltjes zijn 8 cm lang en in mm verdeeld. De tiende mm worden met
het blote oog geschat. Op 5 verschillende plaatsen van de schaaltjes wordt
afgelezen en aldus een gemiddelde waarde voor de afstand van merk tot
merk verkregen.
Verder neemt men maatregelen om systematische fouten zoveel mogelijk
te voorkomen. De gewichten van 10 kg waarmede men de draad onder
spanning houdt, worden nauwkeurig geijkt; vóór en na de meting be
paalt men de wrijving van de assen van de spanwielen; de waarnemers
vóór en achter aan de draad wisselen halverwege de te meten lengte om
persoonlijke afleesfouten te elimineren. Bij regen meet men niet omdat het
gewicht van de draad door de aanklevende regendroppels verandert,
evenmin bij een windkracht groter dan 3 a 4 m per sec, die de draad doet
trillen, enz. Neemt men echter al de voorzorgen in acht, dan is het merk
waardig met welk een nauwkeurigheid men met behulp van deze draden
kan meten. Verschillen in heen- en terugmeting van meer dan een halve
mm over een afstand van b.v. 576 m, de lengte van de ijkbasis in de
Loenermark, zijn uitzondering.
50