is echter meestal dat de instrumenten waarmede en de omstandigheden waaronder men ijkt verschillend zijn van die tijdens de basismeting in het terrein. Ook biedt het laboratorium meestal slechts ruimte om te ijken over een afstand van één draadlengte nl. 24 m en juist voor het opsporen van systematische fouten wier invloed evenredig is met de afstand die men meet, doet men beter over grotere afstanden te ijken. Toen het dan ook aan de Finse fysicus Vaisala gelukte om met behulp van lichtinterferentie - uitgaande van een kwartsstaaf van 1 m, waarvan de lengte tot op 1 op 107 bekend was - afstanden te bepalen van honder den meters lengte, vrijwel zonder verlies aan relatieve nauwkeurigheid, is men in Finland deze methode gaan toepassen voor het aanleggen van ijkbases in het terrein. Omstreeks 1950 gelukte het Dr. Honkasalo om te Nummela een ijkbasis van 864 m lengte volgens deze methode te meten. In 1953 werd door de Finse geodeten een soortgelijke basis van 480 m lengte gemeten bij Buenos Aires, de derde maten ze in 1957 in de Loener- mark bij Apeldoorn (576 m) en de vierde in 1958 in de nabijheid van München (864 m). Steeds ging men daarbij uit van dezelfde kwarts staven, zodat de lengten van al deze ijkbases uitgedrukt zijn in dezelfde eenheid van lengte. Hiermede heeft men al ten dele gevolg gegeven aan een aanbeveling van de „Association Internationale de Géodésie" om in de primaire driehoeksnetten van de verschillende landen zoveel mogelijk bases te meten die berusten op dezelfde eenheid van lengte. De ijkbases geven daartoe de mogelijkheid. Maar ook vervallen de andere hierboven beschreven bezwaren. Op de ijk basis kan men met dezelfde instrumenten en onder vrijwel dezelfde om standigheden meten als op de basis van het driehoeksnet. En door het ijken over afstanden van 24 of 36 draadlengten op de ijkbases krijgt men waarschijnlijk een beter inzicht in de systematische fouten dan door te ijken over de afstand van één bandlengte in het laboratorium. Om over deze verschillende methoden van ijking nog nadere gegevens te verkrijgen, zijn alle draden, die men bij de basismeting in Meppen ge bruikte, vóór de meting te Meppen in chronologische volgorde geijkt in het Bureau International des Poids et Mesures te Sèvres en op de ijkbases bij München en in de Loenermark, terwijl na de meting te Meppen de ijking in omgekeerde volgorde geschiedde, dus eerst in de Loenermark, vervolgens te München en daarna te Sèvres. (Deze laatste ijking moet nog 54

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1960 | | pagina 55