belangrijk onderdeel van de theodoliet is de richtkijker. Hoewel de verrekijker omstreeks 1600 door de Nederlanders Zacharias Jansen, Hans Lipperstein of Adriaan Metius schijnt te zijn uitgevonden, was hiermee, door de combinatie positieve en negatieve lens voor objectief en oculair, nog niet de eerste meetkijker ontstaan. Door het objectief werd van het voorwerp een virtueel beeld gevormd, waardoor het niet mogelijk was de kijker van een index te voorzien. In 1611 stelde Kepler (1571-1630) een kijker samen uit twee positieve lenzen, waarbij in het beeldvlak van het objectief een dradenkruis als index kon worden aangebracht. Het hierop geprojecteerde beeld van het voorwerp wordt door het oculair als loupe bekeken. Deze constructie eist bewegingsmogelijkheden van de kruisdraden ten opzichte van het objectief en van het oculair ten opzichte van de kruisdraden. De kwaliteit van een kijker wordt bepaald door de helderheid, die evenredig met de diameter van het objectief is, en de vergroting, d.i. de brandpuntsafstand van het objectief gedeeld door die van het oculair; de lengte van de kijker bepaalt de praktische bruikbaarheid. Bij alle pogingen tot verbetering van de meetkijkers zijn deze factoren steeds tegen elkaar afgewogen. De door Kepler geconstrueerde kijker was slechts bruikbaar bij geringe vergroting en een klein gezichtsveld, door de optredende sferische en chromatische aberratie. Door lenzencombinaties kan nu de chromatische afwijking voor verschillende kleuren worden opgeheven. De hierdoor bereikte vergroting van het bruikbare beeldvlak heeft tot verkorting van de brandpuntsafstanden van objectief en oculair en dus tot verkor ting van de kijkers geleid. De mogelijkheden worden hier beperkt door de minimum brandpuntsafstand van 9 a 10 mm voor het oculair in ver band met zijn afbeeldingsfouten. Het door Fraunhofer samengestelde objectief, bestaande uit een biconvexe lens van crownglas en een con- caaf-convexe lens van flintglas, wordt in meetinstrumenten het meest toegepast. Om de kijkervergroting op te voeren door vergroting van de brandpunts afstand van het objectief zonder de kijker te verlengen, zijn de tele- objectieven ingevoerd. Hierbij is een concave lens aan het objectief toe gevoegd zodanig dat het samengestelde lenzensysteem een grote brand puntsafstand krijgt. De in deze eeuw aangebrachte optische en constructieve verbeteringen 57

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1960 | | pagina 58