van 46 concentrische cirkels op de rand. De cirkels waren van buiten
naar binnen in 90 tot 45 delen verdeeld. De als index dienende straal
van de cirkel viel op deze wijze steeds ongeveer samen met een of andere
verdeelstreep. Dit principe heeft geleid tot de door Clavius ingevoerde
nonius. Hij gebruikte beide verdelingen nog los van elkaar, zodat voor
het aflezen een passer moest worden gebruikt.
Pierre Vernier heeft in 1631 de nonius aan de alhidade bevestigd en
dus de nu nog bestaande gebruiksvorm gegeven.
Nadat aan het einde van de 13e eeuw de microscoop werd uitgevonden,
is deze gebruikt voor het opvoeren van de afleesnauwkeurigheid in de
vorm van nonius-, streep-, schaal- en schroefmicroscoop.
In 1924 heeft Wild voor een nieuwe Zeiss-theodoliet een afleesconstructie
ontworpen, waarbij twee diametrale randaflezingen optisch worden ge
middeld. De zo gevormde enkele aflezing kan naast de richtkijker worden
verkregen. Hierdoor liggen nu de prestaties van één waarnemer hoger
dan die van twee waarnemers voorheen. Dit beginsel is dan ook in de
theodolietbouw algemeen aanvaard.
De principiële opbouw van de theodoliet is in de loop der eeuwen niet
veranderd. De verticale of eerste as, de horizontale of tweede as, de vizier
lijn en het draaien van de richtkijker om beide eerstgenoemde assen,
bieden de mogelijkheid tot het meten van horizontale en verticale
hoeken.
De moderne instrumenten voldoen aan de eisen dat de eerste as lood
recht op het vlak van de rand en de tweede as loodrecht op de eerste as
staat. Bij oudere typen is de stand van de tweede as regelbaar. De vizier
lijn valt zoveel mogelijk samen met de as van de kijker en staat dan lood
recht op de tweede as, maar is enigszins regelbaar door verplaatsing van
de kruisdraden. Aan de eerste eis moet streng worden voldaan. Fouten
voortvloeiend uit het niet voldoen aan de tweede eis worden geëlimi
neerd door het middelen van twee metingen in verschillende kijker
standen, waarbij de kijker 180° om de tweede as wordt gedraaid en daar
na 180° om de eerste as.
Alleen de hoekmetingen met richtpunten op verschillende hoogte wor
den door de stand van de vizierlijn ten opzichte van de tweede as be-
in vloed.
De invloed van het niet samenvallen van het snijpunt van de eerste as
met het middelpunt van de randverdeling, de excentriciteit van de rand,
61