wordt geëlimineerd in het gemiddelde van de aflezingen van twee diame traal gelegen randplaatsen. Ook valt de draaiingsas van de rand niet samen met het middelpunt van de verdeling. Het gemakkelijk draaibaar zijn van de eerste as (alhidade) en de afzonderlijke draaiingsmogelijk heid van de rand veroorzaken onherroepelijk een veranderlijke excentri citeit. Door Günther Scheel is hiervan een grondige studie gemaakt. De vroeger algemeen gebruikte conische assen zijn bij de nieuwe, door Wild geconstrueerde, instrumenten door cilindrische vervangen. De Wild- en Kerntheodolieten dragen het stempel van de grote con structeur Dr. H. Wild. Askania heeft min of meer een eigen stijl weten te handhaven, terwijl de moderne Engelse en Amerikaanse instrumenten in vele opzichten de indruk wekken onvolmaakte kopieën te zijn van de continentale typen. De belangrijkste eerste orde theodolieten zijn momenteel: de Wild T 3, de Kern DKM 3, de Askania Tpr., de 5 inch Tavistock van Cooke, Troughton en Simms en de Amerikaanse theodoliet van Gurly. Prof. Gigas heeft in de Askania Tpr. voor de randaflezing de camera in gevoegd. Het randbeeld wordt op dezelfde wijze uitgemeten als bij de directe aflezing, zij het met behulp van een daarvoor bestemd apparaat. Ook de Wild T 3 is op deze wijze uitgerust verkrijgbaar, waarbij echter alleen de horizontale randaflezing fotografisch wordt geregistreerd. De hiermee bereikbare tijdwinst is niet wezenlijk, zolang men met het oog op laterale refractie de waarnemingen toch over verschillende dagen moet verdelen. Bij het gelijktijdig richten op bewegende richtpunten is het uitschakelen van de waarnemer bij de aflezing van veel groter belang. Bij deze wijze van trianguleren (flare-triangulation, Hochzieltriangu- lation) wordt de fotografische registratie dan ook toegepast. Het eveneens door Prof. Gigas geïntroduceerde „elektrische oog" heeft tot doel langs elektronische weg het signaal in te stellen. Hierbij wordt het van een schijnwerper afkomstige licht in het beeldveld van de kijker verticaal in tweeën gedeeld. Beide lichtbundels worden fotometrisch met elkaar vergeleken. Het punt is nu ingesteld als beide stroompjes even sterk zijn, in welke stand door de naald op een meter de stand nul wordt aangegeven. Deze methode is uitsluitend voor nachtmetingen bruikbaar; de waarnemingen worden gestoord door andere lichtbronnen in het ge zichtsveld en alleen de instelfout wordt gereduceerd. Dit wordt ook bereikt door het gebruik van zoneplaten voor het objectief 62

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1960 | | pagina 63