afgeschermd. Zon en wind worden daarom zoveel mogelijk van het instrument en de meetpijler geweerd. Om tengevolge van temperatuursverschillen optredende spanningen te laten uitwerken, wordt het instrument steeds minstens een uur voor het begin van de metingen op de pijler geplaatst. Van belang is ook de stelschroeven zoveel mogelijk ingedraaid te houden en er op te letten dat deze vrij zwaar draaien. De figuren 5 en 6 geven enige bebouwingen van eerste orde punten van het Nederlandse driehoeksnet. Dat pijlerdraaiing zelfs bij volkomen bedekte lucht verwacht kan worden, moge blijken uit het volgende onderzoek. Om na te gaan of een minder juist gerichte lichtbundel de waarnemingen beïnvloedt, werd bij bedekte lucht maar met windkracht 5 op Weiteveen gemeten naar een op Hesepe geplaatste schijnwerper. In verschillende schijnwerperstanden werd, steeds in dezelfde randstand, twintig maal ingesteld en afgelezen. Figuur 7 geeft grafisch de resultaten weer. Hierdoor wordt een sterke afhankelijk- 64 Fig. 5 Ruinen Fig. 6 Uelsen (D.)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1960 | | pagina 65