met de geaardheid van het terrein waarover de richtingen lopen, van
zijdelingse of laterale refractie. Deze afbuiging van de lichtstralen ont
staat daar, waar een horizontale temperatuursgradiënt optreedt. Men
wapent zich tegen deze invloed door de metingen onder zoveel mogelijk
verschillende atmosferische omstandigheden uit te voeren, dus te splitsen
over meerdere dagen en (of) nachten. Hierdoor wordt aan deze fouten
bron het systematisch karakter ontnomen. Richtingen langs water of
berghellingen tracht men met het oog op deze straalbreking zoveel moge
lijk te vermijden.
Een tweede door wind, zon en regen veroorzaakte bron van fouten is de
al genoemde pijlerdraaiing. Men bestrijdt deze factor in de meetmethode
of door het meten van de draaiing gedurende het waarnemen. In Frank
rijk gebruikt men hiervoor een tweede kijker met verplaatsbare kruis
draden en een micrometer, onder de meetkijker gemonteerd.
Door verwarming van de lucht treedt ondulatie op. Hierdoor is het
waarnemen zelfs bij bedekte lucht 's ochtends en 's middags uiterst zelden
mogelijk. Enige uren voor zonsondergang neemt de amplitude van de
trillingen af, de lichten worden meer puntvormig en waarnemen is dan
mogelijk. Dikwijls volgt een korte periode met stilstaande beelden. Hierna
treedt de avondondulatie in met uiterst langzame verplaatsing van de
beelden. In deze periode is waarnemen uitgesloten, hoewel een niet ge
routineerde waarnemer deze periode zal trachten te benutten, daar de
beweging onopvallend is. Tegen zonsopkomst is weer een periode, hoewel
meestal korter, te verwachten waarbij de lichten bruikbaar zijn.
66
BoschL.S. 21560/3A Francis M 13/47
met Osram 6V-5W met Philips C.S. 150
'Au. nazonsonder<
'gang
ilder)
zonsondergang
(bewolkt)
zwaar bewolkt
bewolkt
heldere dag
10
20
30
reikwijdte in km
40
50
60
60
40
reikwydte in km
30
20
Fig. 8 Reikwijdte van schijnwerpers