HOOGTEMETEN EN WATERPASSEN Bij de keuze van de titel van dit opstel hebben we bewust een scheiding gemaakt tussen twee begrippen die in het algemeen over een kam geschoren worden. In het volgende zullen we trachten aan te tonen hoezeer beide begrippen verschillend zijn en hoe zij elkaar wederzijds aanvullen. Aan de hand van deze be schouwing kunnen we dan op logische wijze de instrumenten die de geodeet op deze gebieden ten dienste staan, behandelen. In een bepaald punt van het aardoppervlak mogen we de richting van de zwaartekracht, de verticaal, zeker de voor de geodeet belangrijkste richting noemen. Hoogtemeting definiëren we nu als het meten van af standen in deze fundamentele richting zelf. Het meten van afstanden in richtingen loodrecht op de verticaal wordt dan als situatiemeting betiteld. Uit deze definitie van hoogtemeting volgt, dat het instrument waarmee hoogteverschillen gemeten kunnen worden, eenvoudig een in de richting van de verticaal gehouden meetband, meetlat (baak) of een daarmee overeenstemmend instrument is. Wanneer we ons het aardoppervlak voorstellen als een min of meer bol vormig gesloten oppervlak, dan blijkt reeds spoedig, dat we met de ge noemde definitie niet veel kunnen bereiken, wanneer het ons erom te doen is hoogtemetingen op dit aardoppervlak te verrichten. Immers, in de natuur zullen we slechts zelden twee punten op het aardoppervlak in dezelfde verticaal aantreffen. Laten we het tegenpunt buiten beschou wing, dan treedt dit geval slechts op bij overhangende rotswanden of bij kunstwerken (b.v. kademuren). We zullen dus nog moeten afspreken, wat we moeten verstaan onder het hoogteverschil van twee punten die niet in dezelfde verticaal gelegen zijn. Daartoe stellen wij per definitie het hoogteverschil van twee punten 73 DOOR IR. A. WAALEWIJN HOOFDINGENIEUR BIJ DE MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1960 | | pagina 74