ELEKTRONISCHE AFSTANDSMETING
I emand die als buitenstaander hoort
spreken over „landmeten", zal daarbij dikwijls het eerst denken aan het
meten van afstanden. In werkelijkheid wordt echter, althans voor het
opmeten van grotere gebieden, juist het bepalen van afstanden tot een
minimum beperkt, niet zozeer omdat de afstandsmeting principiële
moeilijkheden geeft, maar meer om praktische redenen. Het is steeds
moeilijk een lengte van voldoende grootte nauwkeurig te reproduceren.
Nauwkeurige meetbanden en draden zijn gewoonlijk niet langer dan
25 meter, zodat het meten van afstanden van vele kilometers een moei
zaam werk is. Grote gebieden worden daarom sinds Snellius gewoonlijk
opgemeten met behulp van een triangulatie, waarbij de afstandsmetingen
bijna geheel vervangen zijn door hoekmetingen.
Hoeken zijn betrekkelijk goedkoop en in draagbare vorm reproduceer
baar, nl. als de randverdeling van een theodoliet. Dank zij de ontwik
keling van de elektronica zijn andere methoden praktisch bruikbaar ge
worden voor de geodeet. Bij deze methoden reduceert men afstands
metingen tot tijdmetingen. Ook tijdsintervallen kunnen gemakkelijk
met grote nauwkeurigheid (1 106 a 1 107) gereproduceerd worden
in een draagbaar apparaat, en wel met behulp van een zgn. kwartsoscil-
lator. Dit reduceren van een afstandsmeting tot een tijdmeting is mogelijk
als men een of ander „verschijnsel" over de onbekende afstand heen en
weer laat lopen met een bekende snelheid. Uit de looptijd en de snelheid
is de afstand eenvoudig te berekenen. Gelukkig bestaat er in de natuur
een groep verschijnselen die zich met een zeer nauwkeurig bekende
snelheid voortbewegen door de lucht, en wel de elektromagnetische
golven die gebruikt worden in de vorm van licht en van radiogolven.
De methoden van afstandsmeten die op bovengenoemde wijze werken,
worden gewoonlijk samengevat onder de weinig kenmerkende naam
84
DOOR IR. J. C. DEMUNCK
WETENSCHAPPELIJK HOOFDAMBTENAAR AAN DE TECHNISCHE HOGESCHOOL