nl. de geodimeter en de tellurometerHet eerste van deze twee sluit nauw aan
bij de methode van Fizeau.
Bij de geodimeter, die ontwikkeld is door E. Bergstrand, wordt het
uitgezonden licht periodiek onderbroken met een zgn. Kerr-cel inplaats
van met een tandwiel. Met zo'n Kerr-cel kan men licht naar wens tegen
houden of doorlaten door verschillende elektrische spanningen op de cel
te zetten. De Kerr-cel werkt met zo'n kleine traagheid dat hij gemakkelijk
107 maal per seconde geopend en gesloten kan worden. We willen hierbij
opmerken dat er behalve de Kerr-cel nog verschillende andere snelle
„elektrische sluiters" bestaan.
Het teruggekaatste licht wordt bij de geodimeter niet met het oog waar
genomen, maar met een fotocel die het licht omzet in elektrische span
ningen. Deze fotocel (een zgn. fotomultiplicator) wordt in hetzelfde ritme
als de Kerr-cel afwisselend (b.v. tienmiljoen maal per seconde) geopend
en gesloten, zoals ook het tandwiel de teruggaande lichtweg afwisselend
vrij laat en onderbreekt. De vertraging van de terugkomende lichtimpuls
ten opzichte van de uitgezonden impuls wordt hier niet gemeten door
variatie van de frequentie van de onderbrekingen (overeenkomend met
een variatie van de draaisnelheid van het tandwiel van Fizeau), maar
door de onderbrekingen in de terugweg meetbaar te vertragen ten op
zichte van die in de heenweg, met een elektrisch netwerk, en wel zo dat
van ieder teruggekaatst lichtimpulsje juist de helft doorgelaten wordt.
Deze vertragingen geven een maat voor de vertraging van het terug
komende lichtsignaal ten opzichte van de uitgezonden impuls, uitge
drukt in de tijd tussen twee onderbrekingen als eenheid. Deze tijd (b.v.
10-7 sec) is nauwkeurig bekend doordat de wisselspanningen die Kerr-cel
en fotocel bedienen afkomstig zijn van een kwartskristal, dat als eigen
schap heeft een zeer nauwkeurig constante frequentie af te geven.
In de eerste tijd van de ontwikkeling van de geodimeter heeft Bergstrand
nog een ander systeem bedacht, waarbij aan beide uiteinden van de te
meten afstand een volledig apparaat stond met lichtcel, Kerr-cel en
fotocel. Kerr-cel en fotocel aan het ene uiteinde (hoofdinstrument)
werden b.v. 107 maal per seconde geopend en gesloten, terwijl het tweede
apparaat met een iets afwijkende frequentie (b.v. 107+Zl perioden per
sec) gestuurd werd. In dit neveninstrument ontstond uit deze frequenties
de verschilfrequentie A perioden per sec)welk signaal met behulp van
een kleine radiozender teruggezonden zou worden naar het hoofdinstru-
87