ment. Het is op deze wijze inderdaad mogelijk om bij het hoofdinstru ment de looptijd van het licht en daarmee de afstand te bepalen. Het laatstgenoemde idee werd nader uitgewerkt in Zuid-Afrika ten be hoeve van de driehoeksmeting. Hieruit ontstond de tellurometer die met zeer korte radiogolven (10 cm) werkt in plaats van met licht. De radiogolven hebben een aantal vóór- en nadelen vergeleken met licht golven: radiogolven kan men niet alleen variëren in sterkte, zoals licht door de Kerr-cel in sterkte gevarieerd wordt, maar men kan deze ook gemakkelijk in frequentie variëren (resp. amplitude- en frequentiemodu latie). Dank zij deze mogelijkheid is het idee van Bergstrand bij de tellurometer op buitengewoon elegante wijze verwezenlijkt. Radiogolven hebben verder het voordeel dat men betrekkelijk weinig last heeft van storende golven, in tegenstelling tot de hinder die de geodimeter van daglicht ondervindt. In verband hiermee behoeven radiogolven niet zo nauw gebundeld te worden als lichtgolven, waardoor de tellurometer ook niet nauwkeurig gericht behoeft te worden. Een stabiele opstelling is dan ook voor een tellurometer geen vereiste. Aan de andere kant moet gezegd worden, dat radiogolven niet nauwkeurig gericht kunnen worden, wat een bron van onbetrouwbaarheid geeft door reflecties op de grond tussen de beide instrumenten.* Van licht is de snelheid in de lucht iets beter bekend dan van radiogolven. De snelheid van licht hangt namelijk in hoofdzaak af van de temperatuur en de luchtdruk, de snelheid van radiogolven is echter bovendien vrij sterk afhankelijk van de vochtigheid. De radiogolven hebben tenslotte het grote voordeel dat zij vrijwel niet gehinderd worden door mist, regen en sneeuw. De lezer zal zich langzamerhand afvragen wanneer men deze ingewik kelde apparaten kan gebruiken. De grote geodimeter (NASM 2) is bruikbaar voor het meten van af standen van 20 a 40 km met een nauwkeurigheid van 3 tot 5 cm. De metingen moeten 's nachts geschieden bij goede meteorologische con dities en met zeer stabiele opstellingen. Voor een volledige trilateratie 88 Om de invloed van deze reflecties klein te houden meet men met radiogolven van verschillende golflengte. Men vindt dan aflezingen die om een gemiddelde waarde slingeren (dit slingeren wordt in het Engels swing" genoemd). De gemiddelde waarde is in het algemeen vrij van reflectiefouten.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1960 | | pagina 89