zal het instrument meestal niet voldoende praktisch zijn, maar wel voor
basismetingen.
De kleine geodimeter (NASM 4) is bruikbaar voor nauwkeurige veel
hoeken met zijden tot enkele kilometers en nauwkeurigheid 1 a 2 cm.
De NASM 3 ligt tussen deze beide instrumenten in.
De tellurometer is handelbaarder dan de geodimeter. Bij praktisch alle
weersomstandigheden zijn goede metingen te doen. Daar de tellurometer
zijn signalen uitzendt met een bundelbreedte van 15° geeft het richten
van de instrumenten geen moeilijkheden, evenmin als de stabiliteit van
de opstelling. De tellurometer is zeer geschikt voor trilateratie met zijden
van 20 a 40 km met een vrij hoge nauwkeurigheid (20 a 30 cm) en ge
schikt voor paspuntsbepaling.
Al deze instrumenten moeten geometrisch vrij zicht of bijna vrij zicht
hebben tussen de eindpunten van de meetlijn.
In verschillende gevallen kan de elektronische afstandsmeting veel be
sparing geven aan tijd en aan geld. Het is echter goed van te voren te
denken aan de reparatiemogelijkheden. De elektronische instrumenten
hebben nog altijd veel meer storingen dan theodolieten, maar de aflezings
methoden zijn meestal eenvoudig. Voor deze metingen zal het meestal ge
makkelijker zijn een elektronicus te leren meten dan een meettechnicus te
leren repareren. Toch ziet het er gelukkig niet naar uit dat de geodeet
minder nodig zou zijn. Integendeel, juist het naast elkaar bestaan van
vele verschillende methoden maakt het opzetten van een meting tot een
gevarieerd probleem, dat alleen met grote deskundigheid is op te lossen.
89