101
Wel past de vraag of dit gebied van onderzoek door de geodeet met vrucht be
treden kan worden, of hiervoor niet eerder een beroep op meer deskundigen
moet worden gedaan. Merkwaardig in dit opzicht zijn theorieën over meten en
wiskundige verwerking van metingen die in de laatste jaren ontwikkeld zijn en
waarbij vooral het werk van K. Menger genoemd dient te worden. Deze schrij
ver gaat zelfs zo ver, dat hij aansluitend bij een oorspronkelijk door Newton
zelf gebruikte terminologie een geheel nieuwe opzet van de analyse heeft ont
worpen, nauwer aansluitend bij eventuele meetbaarheid van grootheden.
Sterker wordt dan het gevoel dat juist theorieën over inschakeling van een
wiskundig model en daarmee over de analyse van metingen kunnen bijdragen
tot het vinden van een meer rechtstreekse koers bij het ontwikkelen van reken
en meetmethoden voor de geodetische praktijk. Anders gezegd, dat juist in dit
gebied gezocht moet worden naar criteria die de keuze en de opbouw van een
doelmatige wiskundige rekentheorie bepalen.
Gemakkelijk is dit gebied niet. Evenmin als de moderne filosofische theorieën
op natuurwetenschappelijk gebied zijn de nieuwere publikaties op het aange
roerde gebied leesbaar zonder enige kennis van de exacte logica, of misschien
eerder de logistiek in de terminologie van Beth. Zeker hier verruiming van
horizon, mits geduld, moed en tijd de mogelijkheid hiertoe geven.
De logica leidt ons naar het terrein van de zich in versneld tempo ontwikke
lende rekenautomaten, met de enorme praktische mogelijkheden geboden
door streng logisch opgebouwde programmeertalen. Leek in de aanvang de
economie van toepassing gezocht te moeten worden in veelvuldige herhaling
van eenzelfde rekenproces met telkenmale invoeging van nieuw getallen-
materiaal, de uitbreiding van de geheugencapaciteit verlegt het accent naar
combinering van velerlei verwante rekenprocessen waarbij ieder detailreken-
proces in veel beperktere wijze aan de eis van herhaling hoeft te voldoen.
Zo is reeds nu te zien dat de rekenmethoden der lagere landmeetkunde en
iets uitgebreider die der puntsbepaling in het platte vlak zich zullen oplossen in
één rekenmodel (zoals de boven beschreven theorie der complexe getallen),
waarbij de rekenautomaat zijn weg kiest afhankelijk van de gegevens op de
ingevoerde getalband. Een analoge situatie doet zich voor bij de vereffenings
theorie, de toetsingstheorie, de grenswaardetheorie voor modelfouten voort-