127
ingenieur van de ruilverkavelingsdienst is hier niet alleen schuldig aan; ook de
cultuurtechnicus denkt dikwijls te „analytisch". Zouden zij beiden hun werk
terrein enigszins ruimer zien, dan zullen naar mijn overtuiging na decennia de
nu verkavelde gebieden nog steeds esthetisch bevrediging schenken.
Dat dit gevaar van soms te grote eenzijdigheid van de geodetisch ingenieur niet
alleen door mij wordt gesignaleerd, kan blijken uit het feit dat het deelnemen
aan één van de stedebouwkundige studiegroepen tijdens de studie thans ook door
de onderafdeling der Geodesie sterk wordt aanbevolen.
De stedebouwkundige studiegroepen worden elk gevormd door een aantal
studenten die samen een academische studie maken van de in de toekomst te
verwachten ruimtelijke ontwikkeling van een bepaalde gemeente of van een
streek; daarbij worden zij begeleid door een aantal hoogleraren van de afdelingen
Bouwkunde en Weg- en Waterbouwkunde, samen met hun assistenten. De groe
pen bestaan gewoonlijk uit een of meer studenten in de architectuur, stedebouw-
kunde, weg- en waterbouwkunde, geodesie, sociografie, sociologie, economie
en tuin- en landschapsarchitectuur. Naast het feit dat men hier leert met de
vragen van de ruimtelijke ordening bezig te zijn en er alternatieve oplossingen
voor te vinden kan men zich oefenen in het interdisciplinair samenwerken.
Tot nu toe heb ik ogenschijnlijk in het geheel nog niet voldaan aan het verzoek
van de redactie van dit boek om iets te schrijven over mijn ervaringen bij de
overgang van de geodesie naar de stedebouwkunde. Dit is echter slechts schijn.
Door namelijk deze overgang zo objectief mogelijk te omschrijven heb ik ge
tracht een kader te scheppen dat in principe voor iedere geodeet kan gelden;
daarom is het ook waard aan derden te worden medegedeeld. Persoonlijke in
drukken kunnen hierbij alleen als omlijsting dienst doen, of het geheel ver
duidelijken. Laat ik u enkele mogen noemen.
Een van de markante verschillen die mij zijn opgevallen tussen geodesie en
stedebouwkunde is de neiging van de geodeet een bepaald probleem te defi
niëren en dit daarna uit te diepen, waarbij echter het object steeds kleiner wordt;
bij degene die met de ruimtelijke ordening bezig is, ziet men dikwijls het omge
keerde: nadat hij zijn taakstelling heeft geformuleerd loopt hij de kans zijn
terrein steeds verder uit te breiden, omdat elke vraag nieuwe problemen op-