14 uit de gegevens, verkregen uit een enquête onder geodetisch ingenieurs, dat in de laatste jaren een zeker percentage van hen in gebieden terechtkwam, die niet specifiek landmeetkundig meer te noemen zijn. Eind 1964 verscheen een statistiekje van de onderafdeling, waarin een overzicht werd gegeven van de plaatsing van de geodetisch ingenieurs in de periode van 1955-1964. Een percentageberekening laat ons zien dat in die periode gemiddeld 30% van de afgestudeerden een functie bij het Kadaster of gemeenten vervulden. Nu moet wel gezegd worden dat met dit statistiekje geen inzicht wordt verkregen in de aard van de werkzaamheden van de ingenieurs bij de gemeenten. Het is wel bekend dat er onder hen zijn die geen typisch landmeetkundig werk doen. (Men dient hier op te passen voor een ver warrende terminologie; onder typisch landmeetkundig werk verstaan wij hier: het voorbereiden, uitvoeren en uitwerken van allerhande metingen ten behoeve van de bepaling van de onderlinge ligging van punten op het aardoppervlak.) Maar waar komen dan die resterende 70% van de geodetisch ingenieurs terecht? Dit nu is de aanleiding voor ons geweest u hierover een, misschien wat povere informatie te verschaffen. Er is sprake van een horizonverruiming, van een zoeken naar nieuwe mogelijkheden en uitbreiding van contacten buiten het vakgebied. Het is goed dit te erkennen en te onderkennen. Natuurlijk een groot gedeelte van de ingenieurs zal in de eerdergenoemde typisch landmeetkundige sfeer hun werk blijven verrichten, dat is begrijpelijk en ook goed. Een vorig Lustrumboek (1940-1950) licht u omtrent die gebieden in. Daarom juist dit boek waarin nu de gebieden rond de geodesie worden geaccentueerd. Gebieden die toch nauw, soms zeer nauw verbonden zijn met de landmeetkunde. De Lustrumboekcommissie heeft een aantal auteurs uitgenodigd te schrijven over voornoemde gebieden, waarbij het geenszins mogelijk was volledig te zijn. Er zijn in het verleden ook ingenieurs terecht gekomen geheel buiten de geodesie. Dit is echter niet kenmerkend in dit verband, hoewel diverse beroepen zeer sterk naar de wiskundige kant overhellen, hetgeen wel een aanwijzing zou kunnen zijn voor de goede mathematische ondergrond die de geodeten tijdens hun studie verkrijgen. Maar een sterk persoonlijke

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1965 | | pagina 13