156 Het Instituut heeft gedurende de tien jaar sedert de oprichting een snelle groei doorgemaakt. Het biedt thans werk aan ruim honderd ambtenaren, waarvan dertig academici, voor het merendeel afgestudeerd aan de Landbouwhogeschool. Voor de verbreding en de verdieping van het onderzoek bleek het tevens wen selijk niet-landbouwkundigen aan te trekken, zoals een geoloog, een fysicus, een econoom, een planoloog - afgestudeerd aan de afdeling Weg- en Waterbouw kunde van de T.H. te Delft - en, sinds 1963, een geodeet. Over het werk van deze laatste volgt hieronder nog wat meer. Ook al heeft men als afstudeerrichting richting c" (administratie van de grond eigendom en cultuurtechniek) gekozen, toch heeft men als geodeet temidden van hoofdzakelijk agrarisch georiënteerde collegae een min of meer lange tijd nodig om te acclimatiseren. Een geodeet is, om maar iets te noemen, gewend te werken tot in zes of meer cijfers nauwkeurig, terwijl een cultuurtechnicus zich tevreden moet stellen met een nauwkeurigheid van twee of drie cijfers. Grotere nauwkeurigheid is niet mogelijk in verband met de vele onzekere factoren, die het uiteindelijk resultaat beïnvloeden. Een cultuurtechnicus beziet een project vooral van de bedrijfseconomische kant, terwijl een geodeet geneigd is van dat zelfde project vooral de landmeetkundige en juridische aspecten onder ogen te zien, facetten, die een cultuurtechnicus weer wat minder interesseren. Vooral nu de ruilverkaveling - in Nederland hét cultuurtechnisch werk bij uit stek - van een hoofdzakelijk administratieve aangelegenheid, waarbij de uitruil van gronden de hoofdschotel vormde, is uitgegroeid tot een integrale streek- verbetering, komt men als geodeet al ras tot het inzicht dat de geodesie in de cultuurtechniek een weliswaar belangrijke en onontbeerlijke, maar toch slechts dienstverlenende rol vervult en ook slechts kan vervullen. Het is prettig te mogen ervaren dat dit inzicht, voor sommigen mogelijk aanvankelijk wat teleur stellend, toch de blik verruimt. De aangename wijze waarop ik op het Instituut ben opgevangen en ingewerkt heeft hiertoe zeer veel bijdragen. Het is niet eenvoudig om in enkele woorden duidelijk mijn taak op het I.C.W. te omschrijven. Het is daarom wellicht beter een overzicht te geven van het werk dat heden door de afdeling Verkavelingsonderzoek - naast mijzelf be staande uit een cultuurtechnisch en landmeetkundig-technisch ambtenaar - wordt verricht.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1965 | | pagina 153