171
d. het is voor de boeren dikwijls moeilijk om zich via kaarten en tekeningen
een voorstelling te maken van de mogelijkheden van een ruilverkaveling.
Voorlichting daarom eerst dan geven, als men zich in het terrein al een beeld
kan vormen van de veranderingen, maar ook op een zodanig tijdstip dat er
nog voldoende tijd is om een verantwoorde beslissing te nemen. Excursies
naar in uitvoering zijnde ruilverkavelingen kunnen hierbij van groot be
lang zijn;
e. medewerking vragen van de landbouworganisaties waarbij de boeren zijn
aangesloten. Deze organisaties hebben meestal een agrarisch-sociale voor
lichter in dienst. ,,De agrarisch-sociale voorlichting dient om de dieper
gelegen cultuurelementen te beïnvloeden, wat veel moeilijker is, dan de be
ïnvloeding van de economische- en technische handelwijze." (5-blz. 18).
f. de voorlichting erop te richten, dat de mensen gebracht worden tot een
sterkere bezinning, op een bewustmaking van de situatie en zij zo kunnen
komen tot een eigen beoordeling. Dit zal het meeste resultaat hebben,
wanneer naast de voorlichting de boeren nauw betrokken kunnen worden
bij de opzet en uitvoering van het werk (zie ook artikel van Dr. Hendriks,
9-blz. 104 e.v.)
g. bij de voorlichting van de ontwikkelde mensen is het nuttig rekening te
houden met hetgeen Prof. Van den Ban in zijn proefschrift heeft geschreven:
„Vooral de ontwikkelde mensen worden sterker beïnvloed als men
beide kanten van de zaak tegen elkaar afweegt, dan wanneer de zaak
eenzijdig wordt voorgesteld. Vooral diegenen, die tevoren een deel
van de tegenargumenten kenden, blijken niet overtuigd te worden
door een eenzijdige voorlichting. Dit geeft blijkbaar de indruk niet
eerlijk voorgelicht te worden. Bovendien blijken de mensen meer
weerstand te krijgen tegen tegenpropaganda, als de voorlichter hen
beide kanten van de zaak laat zien." (10-blz. 15);
h. de boeren beschouwen de grond niet alleen als een produktiemiddel, maar
de grond heeft voor hen ook een emotionele betekenis. Daarbij is vooral
van betekenis op welke wijze men een bepaald perceel heeft verworven,
waarop Ir. Van den Ban wijst in „Ervaringen en inzichten uit de Komgronden-
gebieden." (1-blz. 245).