193 licht en werpen hun schittering naar alle kanten. Sommige facetten zijn extra groot en omdat ze zo groot zijn en gepolijst, kan je dóór hun vlak heen de andere facetten herkennen. Bij mijnheer Haasbroek was de nomografie zo'n groot facet, maar er waren er uiteraard veel meer. Het is een verschijnsel, dat zich voordoet bij iedere student, die in de loop der jaren zijn leraren leert kennen. In de collegezaal, tijdens excursies, in een per soonlijk onderhoud, steeds krijgt hij andere facetten in het oog; sommige maar voor een ogenblik, weer andere worden hem nooit toegekeerd. Van de steen van mijnheer Haasbroek kunnen we zeggen, dat ze zeer helder was; ze kende zeer vele facetten en was minutieus geslepen. De kleur was niet altijd dezelfde; veel aangename, lichte kleuren kwamen er in voor en dikwijls lag over het geheel een aangename, warme gloed. Ook ontbrak het niet aan die plotselinge glinsteringetjes, die zo grappig kunnen werken. Een enkele student zal ooit eens gemerkt hebben, dat de steen ook een venijnig scherp kantje had, waar hij zijn vingers geducht aan openhaalde. Ik vraag me af, hoe mijnheer Haasbroek zelf terugdenkt aan de leraren uit zijn studententijd. Destijds, in 1919, waren daar in Wageningen o.a. professor Diepe- rink, een nauwgezette, harde werker. Dan professor Van Uven, geboren docent en een briljante figuur met een buitengewoon brede wiskundige kennis. Verder lector Van der Deure, die burgerlijk en administratief recht doceerde. Hij kende van de 20 studenten alleen Haasbroek van naam, en placht de anderen aan te duiden met „rechter buurman van Haasbroek, tweede linker buurman etc". Dan lector Van Riel. Misschien heeft hij wel een heel speciale plaats gekregen in het hart van mijnheer Haasbroek, aan wie hij de eerste beginselen van de nomografie heeft onderwezen. Toen Haasbroek bij hem examen deed, heeft hij geen ogenblik voorvoeld, welke rol de nomografie nog in zijn leven zou gaan spelen. Net als bij mijnheer Haasbroek lees ik bij hem: jarenlang op verscheidene kantoren werkzaam geweest, laatste standplaats Amsterdam, talrijke publikaties van zijn hand, benoeming tot lector. Hij doceerde o.a. praktisch rekenen (waaronder de nomografie destijds ressorteerde), kadas trale voorschriften en techniek, geschiedenis van het kadaster, hij was een enigermate bedeesde figuur, met een voorbeeldige ijver wierp hij zich op zijn taak In aansluiting op deze citaten zou ik een bekend stopwoord van

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1965 | | pagina 188