208
horizon
weer ontmoet werd. Voor hoogtemetingen op deze breedten was de jacobsstaf
wel geschikt.
De voorgeschiedenis van dit instrument brengt ons bij de Arabieren. Deze
mensen gebruikten de Kamal, een heel primitief instrument. De Kamal bestond
uit een rechthoekig plankje, waaraan een eind touw van ongeveer een meter
lengte was bevestigd. In dit touw zaten op bepaalde afstanden knoopjes. Wilde
men een breedtebepaling verrichten uit een hoogtewaarneming dan gebeurde
dit als volgt: het touwtje werd strak gespannen door een knoopje achter de
tanden vast te houden; de onderkant van het plankje werd op de horizon ge
bracht en de bovenkant op de Noordster of een ster die in de meridiaan stond.
Het knoopje dat bij de strak gespannen lijn achter de tanden zat gaf dan de
breedte van de waarnemer aan; de knoopjes verwezen naar plaatsen in Arabië.
De goede betrekkingen tussen Arabieren en Portugezen in die dagen maakten
het mogelijk dat een verbeterde versie, uitgevoerd in graden, op de Portugese
vloot werd ingevoerd. Dit instrument noemde men de jacobsstaf, omdat de
vorm hiervan wel overeenkomst vertoonde met het instrument.
Hoe werd de jacobsstaf gebruikt? Diegene die de hoogte wenste te bepalen van
een hemellichaam, plaatste de jacobsstaf aan het oog. Met behulp van een schiet
lood, dat aan de staf gehangen werd, hield hij het instrument zo goed mogelijk
verticaal. Het ene uiteinde van de verschuifbare dwarslat werd op de horizon
gebracht, het andere uiteinde op het hemellichaam. De lengte van de dwarslat
is bekend2h. Noemt men de hoek tussen ster en horizon 2a, dan is x h cotg a.