t.h. student kadaster
Op 2 december 1963 installeerde het toenmalige bestuur van „Snellius" een
werkgroep, die zich zou beraden over de volgende onderwerpen:
1. de studietoelage van het Kadaster
2. de binding in onderwijsstof tussen het Kadaster en de onderafdeling
3. het praktisch werken bij het Kadaster en de beloning daarvan.
Ongetwijfeld lag het in de bedoeling van het toenmalige bestuur de schijnwerper
op het Kadaster te richten, op grond van de al dan niet gerechtvaardigde kritiek,
die er onder studenten op deze instelling bestond.
Het lag op dat moment voor de hand die onderwerpen te kiezen waarmee de
student in de geodesie voor of tijdens de studie wordt geconfronteerd. Enige
jaren voordien had reeds een werkgroep, bestaande uit Snelliusleden, een rap
port laten verschijnen over de positie en plaatsingsmogelijkheden van de geo
detisch ingenieur (zie tijdschrift voor K. en L., oktober 1962). Dit rapport was
mede aanleiding tot het symposium over de toekomst van de geodetisch inge
nieur (zie K. en L., februari 1963). In zekere zin sluiten dus de beschouwingen
van de nieuwe werkgroep over de student aan op bovengenoemde publikaties
over de afgestudeerde geodeet.
Inmiddels (oktober 1965) is het werk van de groep nog niet geheel afgerond.
De reden hiervoor is, dat enkele onderdelen van het werkprogramma nog nader
onderzoek vragen. Dit geldt met name voor het punt: binding in onderwijsstof.
Geen enkele beschouwing over een onderdeel van het studieprogramma kan los
worden gezien van dat studieprogramma als geheel. De werkgroep heeft dan
ook het studieprogramma (inclusief het halve jaar praktisch werken) in haar be
schouwingen betrokken, en daarmee een zeer complex probleem aangesneden,
aangezien de visie op de toekomst van de geodetisch ingenieur mede bepalend
is voor de keuze van eventuele alternatieven in het studieprogramma.
Wat de drie afzonderlijke onderwerpen betreft, zijn de volgende interne ver
slagen en nota's geproduceerd: