indrukken van leven en werk in antarctica Sinds kapitein John Biscoe en zijn bemanning vanaf hun schepen in 1831 als eerste mensen het geheimzinnige zevende werelddeel aanschouwden, hebben tot voor kort nog betrekkelijk weinig mensen het onherbergzame Zuidpool land betreden en verkend. Tot 1957, het derde internationale pooljaar en tege lijkertijd Internationaal Geofysisch Jaar, was het aantal expedities gering. Daarna ging hun aantal snel omhoog. Zo waren in het kader van het I.G.Y. in 1958 op Antarctica in totaal 59 waarnemingsstations. Als uitvloeisel daarvan bezitten op het ogenblik 10 landen een permanente basis in Antarctica, terwijl sommige landen bovendien tijdens de aflossingsperiode van de overwinteringsploegen nog een zomerexpeditie laten vertrekken. Tot de deelnemende landen behoorde van het begin af België, en sedert de winterexpeditie van 1964- ook Nederland in samenwerking met België. Hoewel de mogelijkheden om in Antarctica te komen dus beduidend groter zijn dan enkele decennia geleden, is het nog steeds een unieke kans om aan een expeditie te kunnen deelnemen. Schrijver dezes was als geodeet lid van de Belgisch-Nederlandse zomerexpeditie 1964-1965. De tijd, die de zomercampagne krijgt toegemeten, bedraagt twee tot drie weken. In vergelijking met de zes weken durende heen- en terugreis is dit een zeer korte periode. De beroemde poolvorser, schout-bij-nacht Richard Evelyn Byrd, betitelde de deelnemers aan zomerexpedities dan ook als zomergasten". Dit gold zeker voor vroeger tijden, doch wanneer men de huidige situatie ver gelijkt met de expedities uit het tijdperk van de eerste sledetochten met honden, dan komt men tot de conclusie dat veelvuldige poolontberingen ook voor een winterexpeditie in het algemeen tot het verleden behoren. Een basis is tegen woordig van alle comfort voorzien. Moderne aggregaten garanderen een per manente energievoorziening en zorgen dientengevolge voor een praktisch onbeperkte hoeveelheid licht en warmte, hoe gemeen koud het buiten ook mag zijn. Voorts maakt thans elke expeditie van enige omvang gebruik van het

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1965 | | pagina 226