25 inzicht in de algemene rechtsstof als nodig is om deze gespecialiseerde kennis met vrucht te kunnen verwerven en gebruiken 1). Hoe gespecialiseerd deze rechts kennis wel is, moge blijken uit het feit dat de geodetisch ingenieur veel meer van het agrarisch recht krijgt te bestuderen dan enig juridisch student in Neder land, zelfs wanneer deze dit recht als keuzevak mocht kiezen. Ook worden belangrijke delen van het burgerlijk recht betreffende de grond voor aanstaande geodeten uitvoeriger behandeld dan voor toekomstige juristen. Uiteraard hangt dit samen met het speciale object, waarmee de geodeet zich bezig houdt, te weten: de grond, maar dan in al zijn facetten. De juridische kernvakken nemen in de vierjarige basisopleiding (propaedeuse en kandidaats) van de geodetisch ingenieur een relatief belangrijke plaats in. Het aantal college-uren bedraagt ruim 11% van het totaal (130 uur op een totaal van 1157). Daarmee neemt het recht - naast wiskunde, mechanica en de technisch-landmeetkundige vakken - de positie in van een hoofdvak. Hierbij komt dat ongeveer tweederde van de totale examenstof niet meer op het college wordt gedoceerd, doch is neergelegd in dictaten. De verplichte rechts- vakken zijn verdeeld over vier studiejaren (Pt, P2, Kt, K2); aan het einde van elk studiejaar wordt in het betrokken vak examen afgenomen. De volgorde, waarin de stof gedoceerd wordt, geeft een geleidelijke overgang te zien van het algemene naar het bijzondere. In het eerste jaar (P^ worden de eerste beginselen van het publiekrecht en het privaatrecht onderwezen. Deze inleidende stof is zeer algemeen en dus nog niet speciaal op maat van de geo detisch ingenieur gesneden. Principieel is dit onderwijs gericht op de behoeften van de afgestudeerde ingenieur in het algemeen, dus ongeacht zijn studierich ting. Zodoende wordt het college behalve door de eerstejaars geodeten o.m. ook door de vierdejaars civielen en de derdejaars vliegtuigbouwkundigen ge volgd, terwijl deze studenten als regel geen gespecialiseerde rechtsstudie meer 1) In de samenvatting van zijn studie over het landmetersberoep in West-Europa, die bekroond werd met de Gouden Penning en de Prijs van het Royal Institution of Chartered Surveyors» merkt Dr. A. de Leeuw o.m. op: ,,De landmeter is technicus en jurist tegelijkertijd; zijn beroep is kunst en wetenschap", en even verder: „Men staat aldus voor een fundamentele evolutie van de tussenkomst van de landmeter; hij is niet meer alleen technicus van het grond bezit, maar meer en meer specialist van het gepast gebruik van de bodem."

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1965 | | pagina 24