49
ciënten van genoemde bolfunctie-ontwikkeling is een vraagstuk van de hemel
mechanica, dat we hier buiten beschouwing laten. Wel kan worden gezegd dat
de - in vergelijking met die van maan en planeten - snelle variatie van baan-
elementen van kunstmanen aanleiding gaf tot nieuwe theorieën over dit onder
werp.
Geeft bovengenoemde toepassing het meer potentiaal-theoretische en fysische
aspect, ook de meer meetkundige toepassing van satellieten is belangrijk. Het
onderzoek splitst zich in tweeërlei richting.
Allereerst kan men vanuit voorlopig bekende punten op aarde trachten zo
goed mogelijk de banen en de baanelementen van verschillende satellieten te
bepalen en dan door de tegenspraken in overtollige waarnemingen trachten
deze voorlopig bekende punten op hun ligging te corrigeren, een approximatie-
methode dus, welke zeer bewerkelijk is en niet veel wordt toegepast.
Een andere richting, welke veel meer wordt gevolgd is de zgn. „stellar triangula-
tion"; men legt vanuit twee of meer punten op aarde gelijktijdig de positie
van een satelliet vast tegen de achtergrond van sterren door middel van een
fotografische opname. De grondfiguur waarvan men hierbij uitgaat is dus een
vlak, dat is bepaald door twee punten A en B op aarde en de positie van de
satelliet op het moment van waarneming. Een volgende opname vanuit A en B
legt, als de satelliet een andere plaats inneemt, een tweede vlak vast en de
snijding van deze twee vlakken levert een richting tussen de punten A en B.
Men kan nu met behulp van deze snijvlakken een veelvlak, dus een meetkundige
figuur, rondom de aarde opbouwen, waarvan de vorm bekend is en overtollige
waarnemingen geven aanleiding tot voorwaarden, zodat een vereffening kan
worden toegepast. Uiteraard is deze figuur geheel onafhankelijk van de ver
onderstelling welke men bij een terrestrische triangulatie maakt, nl. dat men
rekent op een bepaalde ellipsoïde, met als consequentie dat men alle waar
nemingen met behulp van correcties tot deze ellipsoïde moet reduceren. Na
tuurlijk moet, indien naar de onderlinge ligging van punten gevraagd wordt,
behalve de vorm, ook de afstand bekend zijn. Deze kan op verschillende wijze
worden ingevoerd, hetzij door mechanische hetzij door elektro-optische of
elektronische lengtemeting.
Deze ruimtelijke triangulatie stelt - in tegenstelling tot de bepaling van de