61
hoeveelheid af te voeren grondwater afhangt van de lekverliezen uit de irri
gatiekanalen en de hoeveelheid water, nodig om overtollige zouten uit de
bewortelingszone te spoelen. Om laatstgenoemde hoeveelheid water te begro
ten is de opstelling van een zoutbalans nodig naast de waterbalans.
Indien de hoeveelheid af te voeren water bekend is, moet afstroming door de
ondergrond plaatsvinden en deze kan beschreven worden als een functie van
bodemweerstanden, dikte van doorstroomde bodemlagen, afstanden van afvoer
kanalen, sloten of drainbuizen en potentiaalverschil tussen grondwaterstand en
kanaal- of slootwaterstand. Uit terreinmetingen volgen de benodigde bodem
constanten en met behulp van de bestaande formules kan bijvoorbeeld de ver
langde afstand tussen parallelle kanalen of sloten worden berekend.
Het eigenlijke doel van de drainage is echter: het voorkómen van zodanig hoge
grondwaterstanden dat cultuurgewassen schade lijden en dit is uit de meest
nauwkeurige mathematische beschrijving van het drainageproces niet af te
leiden, maar vordert betere kennis van de relatie water-plant. Voor de periode
van drainage (in Nederland dus de winterperiode) is door middel van proef
velden met verschillende diepten van het grondwaterstandsniveau gevonden
dat 's winters een diepte van 30 a 40 cm onder maaiveld toelaatbaar is, ook voor
dan op het veld staande (maar vrijwel in rust verkerende) gewassen.
Het onderzoek naar de bodem-water-plant relaties kreeg na 1945 echter zijn
sterkste stimulans door de studie van de verdamping. Daaruit kwam naar voren
dat dit proces geheel fysisch kon worden beschreven zolang de wateropname
door de wortels niet gehinderd werd door vochttekort in het wortelmilieu.
De grootte van de verdamping van een groeiend gewas, dat de grond geheel
bedekt, komt dan vrijwel overeen met de evaporatie van een vrij wateropper
vlak. Meteorologische factoren beheersen dus het maximaal mogelijke water
verbruik van planten en deze zogenaamde potentiële evapotranspiratie" (waar
in ook de evaporatie van de grond is begrepen) kan dan ook afgeleid worden
uit de verdamping van een open wateroppervlak, die een functie is van straling,
verzadigingsdeficit van de lucht en windsnelheid, en een gewasfactor. De jongste
onderzoekingen leren dat deze gewasfactor bij een gewas dat de grond volledig
bedekt vooral samenhangt met de lengte van het gewas en de ruwheid" van
het oppervlak.