de geofysische opsporing van mineralen Doelstelling van het geofysisch onderzoek Bij de geofysische opsporing van mineralen wordt, aan de oppervlakte van de aarde, een fysische grootheid gemeten, waarvan de waarde beïnvloed wordt door de situatie in de diepere ondergrond. Men kan onderscheid maken tussen directe en indirecte geofysische opsporingsmethoden. De directe opsporings methoden zijn de wensdroom van de geofysicus. Hierbij wordt de waarde van de grootheid die gemeten wordt rechtstreeks beïnvloed door de aanwezigheid in de ondergrond van mineralen met commerciële waarde. Het duidelijkste voorbeeld hierbij is de toepassing, bij de opsporing van ijzererts, van metingen van de sterkte van het aardmagnetisch veld. Sommige ijzermineralen, waarvan magnetiet het belangrijkste is, zijn sterk magnetiseerbaar. Zij worden dus door het aardmagnetisch veld gemagnetiseerd en wekken hun eigen magnetisch veld op dat gesuperponeerd wordt op het normale aardmagnetisch veld. Verricht men metingen van de magnetische veld sterkte in de nabijheid van zo'n ijzererts dan vindt men dus afwijkingen van de normale waarde, zgn. anomalieën, die door de ertsafzetting veroorzaakt zijn. In de meeste gevallen is de toepassing van de geofysische methoden op de op sporing van mineralen echter indirect, dat wil zeggen dat de gemeten groot heid niet direct door de mineraalafzetting beïnvloed wordt maar wel door de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1965 | | pagina 74