90 Van Dantzig kende en waardeerde Tienstra's ideeën, hij was in staat op het verband te wijzen tussen diens opvattingen over kanstheorie en de jongste ontwikkelingen op dit gebied in samenhang met de statistiek. Als leerling en latere medewerker van Mannoury was hij in staat wiskundige beschouwingen te koppelen aan meer filosofische gedachtengangen, mede daarin betrekkend fundamentele opmerkingen van Brouwer, de grondlegger van het intuïtionisme. Wat leert men nu eigenlijk bij zulk een sprong buiten het eigen vakgebied? In dit geval iets van statistiek en kansrekening, een overzicht wordt verkregen van nieuwe gebieden der wiskunde, men verneemt van verschil in opvatting over de grondslagen van de kansrekening en in dit speciale geval over de kop peling van waarnemingsmateriaal aan wiskundige modellen, de in- resp. uit schakeling van een wiskundig formalisme in de terminologie van Van Dantzig. Juist dit laatste heeft de start gegeven tot interesse in grondslagenonderzoek van wiskunde en vooral van de kansrekening en gevoel gebracht voor de ar gumentatie van de twee hoofdkampen, de aanhangers van een „objectief" kans begrip (op basis van de frequentietheorie) en een „subjectief" kansbegrip (op basis van persoonlijke waardering zoals bij weddenschappen). Nadere kennis making met ideeën van Bridgman leidde tot een zo zorgvuldig mogelijke ana lysering van de opeenvolging van gedachtengangen in het proces waarneming - inschakeling wiskunde - berekening - analyse van resultaten - voorspelling en daarmee eensdeels tot een uitbreiding van mogelijke methodieken met verbod van andere, anderdeels tot een scherper inzicht in veel meer subjectieve kwesties of aannamen in de basis van het opgetrokken bouwsel met daarmee gepaard gaand begrip voor betrekkelijkheid van voorspellingen. Het is dus niet zo, dat verschil in opvatting over grondslagen van een theorie onbelangrijk is voor de uitkomst van sommetjes. Zelfs kan men stellen dat veelal de formulering van een vraagstuk of probleem samenhangt met meer fundamen tele grondproblemen. Een parallel is te vinden in de na te streven strengheid bij wiskundige afleidin gen. Ook hier is een deel belangrijk voor de toepassende ingenieur, al zal veel gelukkig voor de wiskundige gereserveerd kunnen blijven. Doordringen in de huidige mathematisch-statistische litteratuur is alleen mogelijk na kennisname van de verzamelingenleer en het hierop gegronde moderne integraalbegrip,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1965 | | pagina 89