99 werkapparaat van de geodeet uitschakelend. Voorshands zullen het wel niet de geodeten zijn die een oordeel over deze problematiek kunnen geven. Hotine is bij zijn onderzoekingen uitgegaan van het in de fysica zeer bekende least action principle" van Hamilton, een type criterium dat - om met Braith- waite en Bochénski te spreken - op geheel verschillend hypotheseniveau ligt dan eerder in deze schets vermelde criteria, criteria die verband hielden met de waarnemingsprocedure. Dit roept de vraag op welk niveau van criteria voor de praktische toepassing bij verwerking van waarnemingsmateriaal als het meest wenselijk moet worden beschouwd. Een vraag die opnieuw betreft de horizon van het denken en waarbij aangetekend dient te worden de stijgende belang stelling van fysici voor het stochastisch karakter van waarnemingen en daarmee van afwijkingen van functionele natuurwetten, zoals onlangs door L. Brillouin zo duidelijk geschetst in zijn boek Scientific Uncertainty, and Information". Bij het eerder vermelde eigen potentiaaltheoretisch onderzoek was van een scherp criterium als basis van onderzoek geen sprake, men denke aan de term „legpuzzel". Richtlijn was de invoering van lengteverhoudingen en versnellings verhoudingen. Merkwaardig was echter dat invoering van deze dimensieloze grootheden stelsels vergelijkingen deed ontstaan die alle in dimensieloze groot heden of kentallen geschreven konden worden, kentallen opgebouwd uit ge dimensioneerde grootheden als factoren. Tevens kon een dimensieloos massa begrip van de aarde opgesteld worden, waaruit na afsplitsing van factoren in twee opeenvolgende fasen tenslotte bij invoering van een benaderd el I i psoïd isch model van de aarde tot de laatste decimaal de „bekende" massa van de aarde berekend kon worden. Niet alleen dit was merkwaardig, nog interessanter was dat na iedere afsplitsing enkele decimalen rekennauwkeurigheid moesten worden prijsgegeven. Analoge situaties deden zich bij andere kentallen voor en zo kwam het vermoeden naar voren dat invoering van dimensieloze grootheden niet zozeer een rekentruc was, maar een zekere fysische achtergrond moest bezitten. Aanduidingen in deze richting bestonden in kringen van fysici sinds Bridgman zijn dimensie-analyse ontwikkelde. Deze theorie legt een beperking op aan functionele natuurwetten ontleend aan experimenteel waarnemingsmateriaal. Ook hier invoering van kentallen, waardoor meerdere fysische processen in één wiskundig beschrijvingsraam gevangen kunnen worden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1965 | | pagina 98