100
Het onbevredigende is echter dat het samentrekken van grootheden tot ken-
tallen op vrij willekeurige wijze geschiedt zonder rekening te houden met de
waarnemingsprocedure, waardoor waarnemingsgrootheden gekoppeld aan ge
heel verschillende instrumenten tot één kental verenigd worden. Dit gaat lijn
recht in tegen de veel zorgvuldiger wijze waarop in onze theorie kentallen,
dimensieloze grootheden, gevormd worden en waarbij verschil wordt gemaakt
tussen eenheden gegenereerd door verschillende hoewel gelijkgenaamde in
strumenten. Dit heeft er toe geleid zelfs een terminologisch onderscheid te
maken tussen dimensieloze grootheden en eenheidsloze grootheden, al lijkt de
laatste benaming niet erg gelukkig gekozen. Informatie bij collega's wees uit
dat dit onderscheid zeker reëel genoemd kon worden, dat de vorming van
kentallen in fysica en techniek met grotere slordigheid kon geschieden omdat
daar de relatieve afrondingsfout van metingen op meestal niet beter dan 10~3 tot
10~4 gesteld moest worden wegens de veel ingewikkelder fysische processen.
Dit vergeleken met een relatieve afrondingsfout van geodetische metingen van
10-5 tot 10-7.
Een gissing is nu dat de sinds enige jaren ontwikkelde (vermoedelijk wel wat al
te simplistische) theorie van inschakeling van stochastische en functionele
(„natuurwetten") modellen door wat genoemd werd „het experimentele limiet
proces" de mogelijkheid inhoudt de gedachtengang van de fysische dimensie
analyse te koppelen aan de geodetische gedachtengang, waarbij natuurwetten
in eerste instantie slechts gevormd kunnen worden als relaties tussen eenheids-
loze grootheden, naderhand te splitsen in factoren ieder met eigen eenheid in
overeenstemming met het fysische begrip dimensie. De toegelaten wiskundige
vorm van natuurwetten wordt dan wel beperkt, minder beperkt dan in de
dimensie-analyse, maar de beperking komt van onverdachte zijde nl. door vast
te houden aan strenge geldigheid van de voortplantingswet der verwachtings
waarden bij splitsing van kentallen in gedimensioneerde factoren. Deze eis
vloeit voort uit een als eenduidig gewenst experimenteel limietproces. Het is
alles nog vaag, maar daardoor des te boeiender. Men krijgt te maken met be
schouwingen over axioma-stelsels van wiskundige theorieën, een gebied waar
zeker de verwerker van waarnemingsmateriaal mee te maken zal krijgen, men
zie de eerder gemaakte opmerking in verband met een studie van Jeffreys.