101
dan op de bouwplaat aselect en zonder nabewerking in
elkaar passen. Er is hier nu een soortgelijke ontwikkeling
gaande als plaats gevonden heeft bij de machine- en appa
ratenbouw waar 50 jaar geleden een tolerantie en passings
stelsel met bijbehorende meetmethoden werd ontwikkeld.
Een geodetisch student is momenteel werkzaam bij het
Bouwcentrum en zijn afstudeerscriptie handelt over dit
onderwerp.
Het model voor het oplossen van dit vraagstuk is zeer
gecompliceerd maar het zal duidelijk zijn dat een geodeet
in een team van bouwkundigen een gewaardeerde bijdrage
kan leveren.
Er worden momenteel proefmetingen aan enkele gebouwen
verricht. De waarnemingen bestaan voornamelijk uit
richtingsmetingen die samen een ruimtelijke figuratie
vormen. De geëiste precisie ligt ook hier weer in de orde
van een mm en de verwerking van de waarnemingen en
de interpretatie van de resultaten geven vanwege het
driedimensionale aspect van het vraagstuk aanleiding tot
hoofdbrekens. Een bijkomend facet van deze nieuwe
aanpak in de bouwwereld is dat de begeleiding van de bouw,
i.e. de montage van de elementen, een goede landmeet
kundige scholing van het uitvoerende personeel vraagt.
Uit beide voorbeelden kan algemeen geconcludeerd
worden dat de geodeet bij dit soort projectmetingen qua
vaktechniek geconfronteerd wordt met vaak zeer ge
specialiseerde meetmethoden en instrumenten waarbij
de opstelling van het model, waarin dikwijls waarnemingen
van verschillende aard moeten worden verwerkt, niet
altijd eenvoudig is.
Het organisatorisch aspect
Op het aspect van de projectbehandeling zal nu iets nader
worden ingegaan.
Een projectmeting kan nooit een doel op zich zijn, maar
heeft altijd een relatie met andere vakdisciplines. Enerzijds
zullen door deze disciplines bepaalde eisen worden gesteld
aan de projectmetingen; anderzijds zal rekening moeten
worden gehouden met de mogelijkheden en de begren
zingen van de projectmetingen.