31?»
verhand tussen de geodetisch-technisckê V^kkêft ëft dê
planologische vakken zo zwak is dat tijdens het project
telkens de vraag opdook of geodesie niet bestond uit
twee verschillende studierichtingen. Barend van Graf
horst bracht dit in het eindrapport als volgt onder
woorden
Een interessant aspect van het drie maanden werken in
de projectgroep, is het duidelijk naar voren komen van
de vraag: ,,wat is geodesie?", of concreter: ,,wat de subgroep
planologische geodesie heelt gedaan is dat wel geodesie?"
De vraag ,,wat is geodesie?" zal wellicht niemand origineel
in de oren klinken, maar tijdens het project kwam deze
vraag steeds weer naar voren, enerzijds door zelf in te
zien dat er eigenlijk twee projectgroepen (planologische
en technische geodesie) aan het zelfde onderwerp
werkten, anderzijds door de dwang van buitenaf deze
scheiding aan te geven door naar raakpunten(-vlakken)
te zoeken ol de scheiding te argumenteren.
Deze scheiding is in feite een gevolg van de scheiding
die in de loop der jaren in de opleiding is opgetreden:
men moet zich ook afvragen of de afstudeerrichting van
Prof. Witt en Prof. de Haan nog wel geodesie is. Als
iemand (een ,,leek") vraagt wat geodesie is begin je
meestal te zeggen: veredeld landmeten" en ,,de weten
schap die zich bezig houdt met het bepalen van de
vorm van de aarde". Hoe je dan hij planologie terecht
komt, is wel aan te geven: landmeten doe je om eigen-
domsgrenzen te bepalen voor kadaster en ruilverkaveling,
zo kom je op het Burgerlijk Wetboek en de ruilverkave-
lingswet uit, je interesseert je ook voor grondbedrijven
en je zit al midden in het bouw- en stedebouwrecht.
Na de wet Ruimtelijke Ordening is het nog een kleine
stap naar het college landschap, en dat is uiteindelijk
nog steeds een keuzevak van Geodesie. Op dit punt
aangekomen zie je niet meer hoe je terug kan redeneren
naar het feitelijke landmeten, we escaleerden en zitten
nu in de planologie. Dan ga je je realiseren dat je mis
schien heter een andere studie had kunnen kiezen
(sociale geografie ol zo, misschien „iets" in Wageningen).
In het voorgaande is getracht aan te geven wat vele, zo