161 kunde aan een polytechnische instelling van onderwijs op weinig meer dan behandeling op voet ener hulpweten schap kan rekenen". Werd ook niet in de tijd dat het lid zijn van een gezelligheidsvereniging maatstaf voor de kwaliteit van de student kon zijn, de lage score van geodeten als voor beeld aangehaald van een soort minderwaardigheid van de geodeet In de krisisjaren, toen het kadaster, vrijwel enige werk gever op landmeetkundig gebied, geen afgestudeerden meer aannam, ijverde Tienstra met grote persoonlijke inzet om landmeters buiten het kadaster een plaats te geven. In dezelfde tijd vond een positieversterking plaats door oprichting van de Vereniging van civiel-landmeters. Zowel Tienstra als Schermerhorn waren grote voor standers van een opleiding in Delft omdat hier meer mogelijkheden lagen een vermeerdering van wiskunde, geodetiese astronomie en praktiese scholing te realiseren. Als bekroning van zo'n opleiding werd het ingenieurs schap gezien. Niettemin werd eerst nog de opleiding tot civiel-landmeter een feit en startte pas in 1948 de op leiding voor geodeties ingenieur. Eerdere pogingen om aan de Delftse T.H. een geodetiese ingenieursstudie te starten werden onder andere door het ministerie van financiën getorpedeerd, omdat men bang was de land meters van het kadaster, die een ingenieursrang kregen, te veel te moeten betalen De maatschappelijke positie van de geodeet werd pas echt beter toen een gedeelte van zijn taak overgenomen kon worden door HTS-ers en hij meer van zijn (groter?) kunnen overtuigd raakte. Of hier sprake is van grotere specialisatie en werkterreinverbreding dan wel een bewijs van Parkinson's wet zou een punt van diskussie kunnen zijn. De drang die kadasterlandmeters uitoefenden om de positie van het vak te verbeteren stokt op een bepaald moment en dan wordt het kadaster eerder een remmende dan een stuwende faktor. Steeds meer geodeten gingen in zgn. nevengebieden werken en dat leidt tot een ver-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1970 | | pagina 162