162
groting van de dynamiek in de opleiding. Maar een
algemene onbekendheid in de maatschappij buiten het
kadaster ten aanzien van de geodetiese opleiding ver
oorzaakt een mineurstemming bij de studenten wat hun
plaatsingsmogelijkheden betreft. Een paar eksponenten
hiervan waren de Snellius-werkgroep „student-th-
kadaster" die in 1962 rapport uitbracht en het symposium
dat, ook in dat jaar, werd gewijd aan de toekomst van
de geodeet. De toenemende en soms irrationele afkeer
van het kadaster noopt afdelingsbestuur en direktie van
het kadaster tot intensivering van hun kontakten met
studenten, met wisselend resultaat.
Hoewel er natuurlijk nog vele oorzaken en gebeurtenissen
van invloed zijn op wat de huidige situatie werd, kan
door het bovenstaande wellicht een indruk worden
verkregen van wat meespeelde in het ontstaan van de
huidige situatie.
Beweging
W anneer men de verslagen leest van de oprichtings
bijeenkomsten van Snellius en latere korrespondentie
doorbladert, krijgt men niet het idee dat er buiten een
streven naar gelijkschakeling met andere studievereni
gingen en het handhaven van art. 2 der (oude) statuten
in 20 jaar veel veranderde. Zoals in die tijden gebruikelijk
was heerste ook in de studieverenigingen een esprit de
corps". Toch zijn juist in de ontwikkeling die Snellius
doormaakte elementen aanwezig die het karakter doen
afwijken van de oudere en grotere studieverenigingen.
Het kleine aantal korpsleden, de geringe omvang van
de groep studenten, de zucht naar buiten zijn" en het
uitzwermen gaven Snellius van meet af aan een eigen
identiteit. Bovendien was het tot voor enkele jaren be
staande bloeiend gezelligheidsleven binnen Snellius wel
sfeerbepalend.
Rond 1960 komt er beweging in dit nogal statiese
patroon. De redenen hiervoor zijn velerlei en voornamelijk
van algemeen maatschappelijke aard. Het is immers de
tijd dat menige gezelligheidsvereniging de kappers
schuldeloos moet stellen. Onder de snelliusaktiviteiten