169
differentiaalmeetkunde. De onderafdeling heeft in de
afgelopen jaren op sommige punten werkelijk een razend
snelle ontwikkeling meegemaakt. (Over die rot-bekertjes
zou ik overigens nu ook nog wel eens willen praten
Nog een voorbeeldje hiervan: eind '66 vond er een onder
zoek plaats naar de mogelijkheden voor invoering van
bedrijfswetenschappelijke vakken in het studieprogramma.
Daarover wordt ook nu nog steeds gedacht. Toentertijd
sloot men hiervoor aan bij de via enquêtes gebleken
behoeften aan deze vakken bij de afgestudeerden. Men
wilde tenslotte de studie zo goed mogelijk aanpassen aan
de behoeften van de maatschappij, dat wilde zeggen:
van de verzameling werkgevers. De enige, maar grote
moeilijkheid was toen, hoe deze behoefte te vinden en te
formulerendus niet ze te waarderen aan een waarde
oordeel onderwerpen.
Van de kant van de studenten kwam een voorstel om
deze vakken in beperkte mate in de studie in te voeren.
De onderafdeling zag wel het belang hiervan in, maar
zag geen mogelijkheid de invoering ervan te concretiseren.
Men beschouwde deze vakken als zo veelomvattend dat
alleen een specialist in staat zou zijn ze te doceren.
Het laatste belangrijke punt dat ik nog even wilde aan
stippen, is het praktisch werk voor het K2. Ook hierover
werd een enquête gehouden1) en de conclusie luidde toen:
praktisch werk zó handhaven maar wel proberen betere
plaatsingsmogelijkheden te vinden.
Terugblik op dit eerste jaar: De conclusie was vrij algemeen
dat het overleg in de contactraad veel nut afwierp en dus
voortgezet moest worden.
Aan het eind van dit eerste jaar werd eens voorzichtig
gepolst of er niet heel misschien een mogelijkheidje zou
kunnen bestaan, (in die stijl gaat het nogal eens), dat
er studenten bij de onderafdelingsvergaderingen aanwezig
zouden mogen zijn. Maar dit was toen nog absoluut
onmogelijk! Onthoudt u dit nog eventjes, in elk geval
tot januari '69.
Een moeilijkheid waar men na dit eerste jaar al mee in
1) Onder de studenten