23
om de vrijheid als storingsfactor in het organisatorische
apparaat uit te schakelen, en op die manier staat deze
wetenschap in dienst van de ontmenselijking der mense
lijke verhoudingen. Typerend in dit verband is dat er
een tak van de sociologie, de organisatie-sociologie,
bestaat waarin vrijwel uitsluitend de vraag gesteld wordt
naar de doelmatigheid van de organisatie, terwijl aan
een vraag die mij op dit ogenblik zeer dringend schijnt
te zijn, nl. welke organisatorische vormen geven de
mogelijkheid tot echte participatie, tot democratie,
nauwelijks aandacht wordt besteed.
Ik kom nu tot het derde en laatste punt, dat de weten
schap zelf betreft. Als de wetenschap een instrument in
dienst van irrationele maatschappelijke tendenties wordt,
is de reden daarvan te zoeken in de „doelloosheid" van
het huidige wetenschapsbedrijf. Theoretisch heet
de wetenschap nog altijd bedreven te worden om zich
zeiver wille. Er wordt dan verondersteld dat uit de ver
spreide activiteiten van alle voor zichzelf werkende
wetenschappers vanzelf de kennis ontstaat die menselijk
gezien belangrijk is. Denkt u aan de parallel dat, als elk
individu voor zich zijn eigen materiële welvaart nastreeft,
vanzelf harmonie tot stand komt en algemeen welvaart
gewaarborgd is.
Aldus wordt een organisatie van het wetenschapsbedrijf
gerechtvaardigd waarin de enige vraag, die gesteld wordt,
is: hoe kan op de meest rationele wijze de intellectuele
beheersing van elk onderdeel van de realiteit verkregen
worden. Hierin past een wetenschapsopvatting die ana
loog is aan de organisatie van de industriële activiteit,
gezien vanuit individualistisch perspectief. Laat elke
wetenschapper zich uitsluitend bekommeren om de
vergroting van het weten op zijn gebied; elke wetenschap
houde zich aan haar eigen object, elke specialisatie
beperke zich tot de vergroting van haar eigen vakweten.
De professionele ethiek waarnaar de resultaten van de
wetenschappelijke arbeid worden gemeten is een af
spiegeling van ons economisch stelsel. Zoals van elke
efficiënte industriële arbeid in dienst van de markt wordt
verondersteld dat hij zonder meer waardevol is, zo ook