66
L y{b+L-h)
waarin: L lanenummer
F frequentie
V voortplantingssnelheid van de radiogolven
b basislijn master-slave
lm afstand van P tot de master
ls afstand van P tot de slave.
In P wordt nu gemeten het lanenummer van het rode
patroon en dat van het groene
Lr tj— Ir) Lg jj-
VR Vg
Uit deze twee vergelijkingen van sferische hyperbolen
en de coördinaten van de zenders kunnen de coördinaten
van P berekend worden. De nauwkeurigheid van deze
coördinaten wordt bepaald door de nauwkeurigheid van
de coördinaten van de zenders en het verband daartussen
indien zij in verschillende netten bepaald zijn (b.v. Enge
land en Nederland).
Bovendien door de nauwkeurigheid van de frequentie
en van de voortplantingssnelheid alsook van de nauw
keurigheid in faseverschilmeting (zb3°). Hiervan is de
frequentie meestal wel voldoende nauwkeurig bekend.
De voortplantingssnelheid echter is afhankelijk van o.a.
de gebruikte frequentie, het geleidingsvermogen van land
en zee en van de meteorologische omstandigheden.
Vooral het geleidingsvermogen heeft een grote invloed
op de voortplantingssnelheid. Van weiland is dat anders
dan van rots, van zoet water anders dan van zout water.
In fig. 2 is te zien dat de afstanden i>, lm en la bestaan uit
stukjes waarover de radiogolven zich met verschillende
snelheden zullen voortplanten.
Meestal wordt bij de oplossing van het rekenkundig
probleem uitgegaan van een constante voortplantings
snelheid, terwijl het gemeten lanenummer gecorrigeerd
wordt voor afwijkingen daarvan.
De systeemnauwkeurigheid wordt bepaald door:
drms cosec/? <v/(ai2+Gr22+2r(7icr2 cos/i)