73
denkwijze en de werkmethoden van mensen als aardrijks
kundigen, topografen, juristen, kadasterbeheerders,
planologen, bouwingenieurs, fotointerpreteurs, verkeers
techniek bodemkundigen, stedebouwers, landschaps
architecten en anderen, waaronder kaartenmakers. Of
zelfs geomorfologen, nederzettings- en landschaps
historici of plaatsnaamkundigen, zeldzame rassen die
de gemiddelde geodeet misschien zelden helemaal ernstig
neemt.
Enerzijds namelijk bepalen vertegenwoordigers van al
deze ambachten mede wat de landmeter nu eigenlijk
verondersteld wordt te meten (hoeveel, hoe nauwkeurig,
welke aspecten van het terrein enz.), anderzijds gebruiken
of verwerken ze de gegevens van de geometer (uiteraard
vaak zonder enig idee van hoe en met hoeveel moeite
deze gegevens verzameld worden, maar die onwetendheid
is wel eens wederzijds).
Natuurlijk betekent dit alles niet dat een geodeet van al
deze vakken en denkrichtingen terdege op de hoogte
zou moeten zijn of kunnen zijn. Hij zou er helemaal
gek van worden. Het is plezierig als de geodetisch ingenieur
met enig begrip en op enig niveau zulke aangrenzende
vakgebieden kan betreden voor overleg en inlichtingen.
Op de schrikwekkende waslijst van aangrenzende vak
gebieden had ik ook kunnen zetten bedrijfseconomie,
bedrijfskunde, goed nederlands spreken en schrijven,
engels lezen en schrijven, filosofie, politiek sociologie,
ethiek. Of zelfs omgang met mensen (een slepend zeer,
zoals de dichter zegt) of zelfkennis. Men moet dit alles wel
overwegen, maar men mag er niet aan denken. We zullen
uit deze lawine, uit deze doolhof van wetenswaardigheden
een klein aantal moeten kiezen, en hierbij kan, al naar
behoefte, de keuze min of meer individueel zijn.
Goed en kwaad
In het bijzonder kan men zich afvragen (en dat gebeurt
ook) of men van academici meer dan van anderen, of
althans niet minder, inzicht mag verlangen in de wijze
waarop mensen en mensengroepen elkaar helpen of naar
het leven staan, en of academici systematisch zouden